"I
/Iii
n•
74- D' A M B O I N S C H E
X . H O O F T D E E L .
I r o c h u s : Bia Cucußan,
De 7r«- /"""H"^ Rocbtis noem ik alle zoodanigehoor ent j e s , die de gedaante, vaneen toi , wa^r
fchrev!», • niede de Jongens fpeelen , of van een omgekeerde trechter hebben, te
««.aar-' 0 weetenvan een breed voetftuk, fchielyk fpits toeloopende in een körte
cm Z'}o «Mk , . . ^ .
Pyramide ofkegel; waar van vier foorten aangemerkt zyn.
•v^^vUr primus ßve maculofus , is beneden drie of vier vingeren breed, en niet
/o^K». yeel hooger, aan d e kanten van de bovenfte gieren met ui tfteekende boekjes, een weij
S ' t f z h nig getand, maar de kant van den onderften gier is effen; de buitenfte huyd heeft
i^JI'op ^w^i'te en roodachtige plekken, zonderglans; maardebinnenfteis ilechtpaerlemoeri
^^^/^«^'^•demondisfmal, uit den ronden langwerpig ; echter het fchildje, 'twelk den zelven
icr L " n bedekt, is rond, zeer dun aiseenblik, buygzaam, honigverwig enmet veele kringen
in een fpits toeloopende.
Tweede II. Irochus ßcündus , is zmaller van baßs of voetftuk, maar hooger van top,
" S p / a Ä ^ u i f s i i gegranukert of doorgaans met korreltjes bezet, bleekrood . ongefpikkelten
XXI. ui.
UT G.
Haar hc.
naaming
in Derfcheidea
taaUn.
üerde
Haar ge
doodfch van verwe.
Deze beide noemt men eigentlyk Trochus. Maleytfch Bia cnctijfan , naar zeeker
keuken gereedfchap, 't welk een omgekeerden trechter gelykt. Neerduyifch Tolleii.
Band. Tambor, *
I I I . Trochus tertius Jivepapuanus ut ^TrochusIongaviis. Ma l . CüciiS'anpafottan^
heeft de grootte van de eerítefoorte, maar is zeer ruygen rimpeligover'tgeheele lyf,
daarenboven aan de kanten van de gieren met knobbelen bezet, dik en fteenhard
vanfchaal, van buiten doodgrauw, daar wat groem onderloopt, niet te min zuyver
van blrtnen, zonder paerlemoer; hun fchildje is mede ais een dun blik, 't welk het
dier zéer diepintrekt ; het díer zelt is heel hard en taai van vleelch, onbequaam tot
de koíl, Deze Trochus houd zich niet in zeewater op, maar hangt aan de fleile klippen,
daer het zeewater tegen aanfpat. In Amboina vind men zeniet veelgrooterdan
een kleine fchelling; maar in de Papoefche Eilanden , ManipatVí Kelangy grooter
dan een ryxdaalder. Dit dier is zoo hard van leven, dat zuiks iemand niet üchtelyk
gelooven zoude, die het niet bezocht heefc; immers ik hadhet op'cblootezeggen niet
durvenfchryven, indien ik 'er geen ervaring van hadde. De Papoewen zeggen, dat
het een geheel jaar zonder koíl of drank kan bewaart worden, waarom ook by hun
Byt'hof Heden het gebruyk is, dat ze deze hoorentjes in haareTomtommen of ftrooijekofFertj
e s b y hunne kleeden leggen, toteen bewaardervanhunnenhuysraad; want, zoóhet
dier voor den gewoonlyken tydfterft, zygelooven, datuitdatkoffertjewatmoetgeítoolenzyn.
Van het Papoefche Eiland M e j f o a l z y n myin' t jaar 1675-omtrentixfcuks
van de grootfte foorte toegezonden, die ik in eenegroote aarde fcbotel inmynkamec
z e t t e , en al te zamen over de tvvee maanden in 't leven bchield, nadatzealreedseen
maand onderwegen waren geweefc 5 daar na deed ik, uic een verkeerd medelyden,
wat water in de fchotel, en zette een ruyge zeekiip daar in , op dat de diertjes van hongcr
niet fterven zouden; toen kropen ze terítont uit het water na de drooge buitenkant
van de fchotel; die in 't water bleeven, begonden allcnxkens te f t e rven, zood.it
ik in de vierde maand de helfc al quyt wiert; de overige liet ik daar na in de fchotel
kruipen, wanneer ik bevond, dat my de laat f teindenegende maandafftorf; waar uit
ik beíluit, dat deze dieren haar voedzel zuygen uit de zikige vochtigheic derklippen,
AV XXC.
leiur D.
Brí dier
btfchre.
ve», ct
waar het
Z'cb bond.
Is lang
nun ¡iveu
He a
va».
ÜKdirvindiag
va» den
Síl>ryver
En z_)K
gevoelen
en geenzins in 'c water het können harden; 't welk echter te verwon
t te min, onder alle hoc
zy ZOO lang daar ze aan hangen
deren is, dat ze niet hoorent jes, de hardfre fchaal en vleefchhebof
b e n j wasrom ze met recht Trochus longcyis
langlevende Tí3//i?»geheeten worden.
Na
R A R I T E I T ' ^ K A M E R . n Bock. 7g
Na dien r,yd heb ik ze mede aan den fteilen hock van N u f f a n i v e gevonden, die, hy
waffend water , met het; zelve wel bedektwierden, maarkroopenallenxkensomhoog;
deze heb ik 7 maanden bewaart, en daar na noch levendig naar ßatayialaatenoverbrengen
, zoo dat 'er kans was deze hoorentjes levendig naar Holland te vervoeren.
Men zoude ze mögen vergelyken by de Beeren, die men zegt een half jaar aan hun
pooten te können zuygen, en daar door het leven te onderhouden; want het is z e k e r , re^J^^rge^
dat dit dier zyn voedzel moet hebben van den taeijen i lym, die het by zichheefc. In '
' t j a a r i ö p j . heeft een zoodanige Trochus na een geheel jaar op Sluitens noda gtleeft.
.
I V . Trochus quartus /iskleinder dan de voorgaande, en neigt wat naar de gedaante van
Alykruiken, want de tip is wat verheven, ende mond ftaac niet onder , gelykaandcn '¿¡Zr'gevoorgaande,
maar wat ter zyden ; het dier heeft een dikke en als dubbelde iippe aan
den zelven, waar door den ingang nauw blyfc, het heeft de groote vaneen kleineAr.jxi.
fchelling, met ronde gieren, e n i s bezet met grove kor relen, bleekrood, met groen en
grauw gemengt , binnen een weinig paerlemoer, eneendunlangachtigfchildjc. Wy
noemen dezen foor t , diklip, datis, Labeonem.
Alle foorten, behalven de derde o i T a p e f c h e , zyn bequaam tot fpyze, doch men
moet ze wat lang kooken ; om ze te krygen , moet men de huisjes in ftukken flaan, j,
want zy trekken zieh zoo verre innewaarts, dat menze anders niet kan uithaalen. d^rdejo.a.
Dit zyn de foorten van 't eerfte hoofdgeflacht, die paerlemoer van binnen hebben.
Ook vind men noch eenige^//V^«i/i^, datis, fchorri morri , of klein
geflacht behoorcnde, dewelke ik niet waardig achte te befchryven ; maar de Lief
hebbers moeten ze evenwel hebben , die hunne Kabinetten met allerley foorten willen
voorzien. Dit moet men mede van alle de volgcnde geflachten verlkat i , die haa- djg
re ^ist^uilias hebben, en van my niet aangehaalt zyn.
^.rfio
doch
fchr^i
DeTrochüS,ofTo\\enva>tde»Schryver.wordeuiyons?ytamxiea,oMwemziiyn^^
*>,oar v^fldeeldinzen, die op deplaatXyiX.iuordena^ngeweixe«, met letters de andere heeft by
L efmlT pl'X'izen te vertoone» ; zieop deA.cUepUut XXl N.i.is
«»"-i'»*'»^« lichibruine van koteur, met eenen dünnen Witten band daar omheene, beflaande eile uit fynevjiite
p aereltjes. N.l. is een andere en bangergetopt >»e fcherpe pumea is blauw , orauje en bruingebenrleert. K.^.gel)
letter A doch is aanzyne naadeit ofvoegen rondomgebubbeit. N. 4 »j van de zelve gedaante, doch in plaats vankaleurde
vlammen is ze geplek,t^roen,roed en wit. N.S. heeft verhevene geknoibelde hingen, en is rood en vjit i<cpiekt. X.ö.is
tlatter doch fpitsgelopt, ze heeft rosdeen witte vlekkex. N.'. is boogergetapt, e» heeft in Zfnen omltop karteten ojgolden
is bruin en witgekaUurt.N. b. is een diergelyke , dochfl:!UU,erzekirtelt.N.<) en 10 zyngehk-^an koleur , maar
verfchilleH van gedaanien en knobbeten. N.ii. iseeubecl}ynegeßreepte ,brm,. engra-^w gepiekt vaa koleur, doch
de-e fchitalgenomen zynde,heeft ze eenpaerlernoer Jcboon blaauw, roodengroen.wecrfchymg. l^un ade deze,„ie pyratnidaal
zyn , munt uit N. 1 2. zy is Carfianje brttin, rondomfyn en gelykgeflreept, ss beelzettzaaai om hunne
redaante, de Zceton genaamf.
XI. HOOFTDEEL.
Cochlea n;ahata : S U Tsjonckil^
Et derde Hoofdgeflacht van de eenfchaalige hoorentjes begrypt de •vá/i/aíáJ De c»-
ßve femilunares , die de gedaante van een kleine Alykruike, en tot haar
dekzel een halve maanswys fchildje h e b b e n ; daar de voorige een rond fchild^^'""^"'*'
hadden , 't welk aan de gekookten zieh niet int rekc, maar ter zyden a fwykt ;
zy w o r d en in' t algemeenby de Amboineezen genaamt,ilf^iia tahettul, [fronte aperientes~\
om dat het gekookte vleefch met de dekzel licht uic te neemen is. Zy zyn tweederlei,
gladde en geftreepte; waar vanwydegladdeindi thoofddeelbefchryven, beihandein>«f».
deze volgende foorten.
1. Valvata Uvisprima.ßve vitellus. Neerd. een ^ooijer^ iseenrondeAlykruikmet^J^^-'^^.^
de fpitzen niet verheven, glad en dooijer geel, zoe dat men ze voor een dooijer van haarge.
K z een