• ' ' 1 T ' i .... ,
itfilJ'"
I J
1
V
r
ffvondt»
•worden.
De ide
Zyn eet
haar.
Di xJe
Com.
i ^ o D' A M B O I N S C H E
weinig, 't welk meninpekek : Het tweedeflach is k o r t e r , enzoodun vanfcbaal, dat
het fchier doorlchynend is, in 't midden buikachcig, boven zeer gapende, en van 't
zeltde vleefch; de fchaal is vuilwit of grauwachtig, en ruig als een Haaije-vel, aan 'c
vleefch is ganfch nier dat deugt : Men vindze in grof xand, daar cen waazige of moeraffige
g rond onder is.
Ken derde foor t e hier van is een kleine vinger lang en b rced, wien? fchaal overdwars
l'^Y wat geitreepr of geribt is. Onder d e i o t o i bivahij behoorcnook de Mufculm arem.
rm: AMenfaßir en Biapißou: De Ajfußnpaftr ileekt haar vleefch mcde buicen 't
Zand uit, 'c zelve ui tbreidende in den rondt e als een roofleblocm , die zieh üraks nederwaarts
begeefc, als men het aanraakt, en de moffel trekt zeerdiep in' t zand, daarom
is 't moeijelyk haar geheel uit te graaven: Men legt ze Hechts een ommezien inheet wa.
t e r , tot dat ze gapen; en men eet het vleefch half rauw , want het vleefch is w e e k , en
zeer welfmaakende, zonder zand, wi t , en beter als veel Oeilers, voornamentlyk 'c
o n d e r i l e , want het bovenlte is wat hatdachtig, in tweelangwerpige lippen verdeck;
Wiens opperlle dat gerimpelde vliesken heef t , 't welk buken 'c zand iiitlleekt.
III. Bia catsjo. Amboinfch, Hua ilij of Huilij. Deze zyn kleine Schuipjes een
lid van een duim lang, wi t , of blauwachtig met groen gemengt, van figuur als een
fchopje met een platterugge inhet middenvan yderfchaal; onder aan Iiangt eentaaije
Witte zenuwe, als o f t een Langhals was, dewelkein 't zand gaat; en ,als zy geraakt
w o r d e n , zinken ze nederwaarts: Zy ftaan overeind niet diep m 't zand, hebbcnde tot
Ä een tekeneen klein fcheurtje. als o fhe t met een mesgelleken wasj Men graaft zeop
vlakke Ih-anden met meenigte by malkander , e n worden veel gegeeten by den Papeda
Men noemt haar Bia Catsje naar de gedaanievan de kuiUjes in de P«.w^-beeken,
Ä ; daar in men een Catsjo, dat is, een beet Pinang leggen kan, naar welke zy gelyken.
l y Zec-penzeclen, vind men op den ilrand van Waijmtoe overeind in t zandüek
e n d e , xynde een vinger lang, en een Üroohalm dik, wicachtig, en half doorfchy,
nend als glas, gelykende zeer wel een fchaft van een vogelveer, boven m veele ve-
¿enaamt.
zeltjes Verdeelt als een penzeel: Daar by vind men noch een ander goed, wat dikker
als fyne darmen, buigzaam en taai, i voet of anderhalf lang, buiten zandig, binnen
met warer gevult, die men als formen uit 't zand graaft: Een derde foort zyn pypen,
hebbende den dikte van een p ink, een vinger lang, buiten rmg, bmnen glad, met
ilymerig water gevult, zoo bros, dat ze van enkel zand fchynen g d a t z e f t r a k s b r e e k e n , a l s m e n z e d r u k t . _ emaakt t e z y n . om
O m alderhande SoUnent vangen , als men eerit de gaatjes ziet , daar zy mrteeken,
200 zal men van boven een bezemriedjeof den ilyven middelzcnuwevan ecuCalappus^
blad daar in duuwen, zoo diep men kan, en veerdig daar onder graaven ter zyden;
want door dac fcherpe rysken geprikkelt zynde, vergeeten ze het neerwaats zakken.
Onder de Soünes kanmen ook brengen, (als gezegtis) devyfde foorte van 'tvoorgaande
Hooftdeel TelUna Cultrifomis of Bia Pißo, om dat ze op diergelyke manier
in ' tzand Iteekt, en aan fatzoen niet veel verfchilt. De fchaal is langwerpig, en wel
xoodanig, dat de zyden paralleel loopen, voorts dun en breukzaam, van bui ten is
z e getekent met fyne ribben en voorens, dewelke paralleel met de randen ioopcn
in eenhalven kring. Zy isaltyd zuiver, en laathaar wel polyzen, daarom iszy onderd
e Rariteicen aangenomen, de koleur is geel bruin.
De Solenes Bivalvii, waar 'vari eenigt onder de MoiTelen behoorem 'van deze word di
i/i'. fooTt^aangewezenop denplaat^LV^by letter M, de Schry've>- noemt deze Orgelpypen,
doch die iz-orden ' - x, .
ba/f zynde ^ heele of
"jer den grooten Eendebek; .... . . .
de kleine Kendebek senaMut word, doch by om eeuwigduurende Gaapers, om
die noittoe können ßuiten. Ve andere joorty by letttr P, is -van deze ymnoomät
groote. Van de -volgende heeft de Schr^-ver in dit Booftdeel om geen aptUrnmkaten
tockoomen, '
vativerßheide
fiortcn
Hoemen
dievangefi
moet.
jV.XLV:
l i
t I