Ii
yr!- ' .
Z P 4 D' A M B o I N S C H E
X L V I I I . H O O F T D E E L .
Steatites,
Ve Stea«
rites.
íf^aar die
Sroeije». S
Teatites is een witte íleen den Albatt of Calappus-fieen gelyk , doch zonder
vaílefiguur, indegedaantevan eenkiontjevet, gelyk PIÍTÍÍUS van zyn Steatitej
ook zegt: En deze word gevonden in het vet van zommíge ílerke en vette
ladianen in 'c hoofr, in de nek en in de heupe , daar hy zonder pyn of beletfelvan
den menfch groeit: hy is zoo hard en glad , dat men qualyk iets daar van
fchrabben kan, ganfch niet doorfchynende, zomtyds enkeld, zomtyds uit twee en
meer kiompjest' zaamengezet, diergelyke ik maar een gezíenhebbe. De Indiaanfche
Köningen hebbenzekere tekenen ofüever gilRngen, waar uiczy vermoeden dat zul-
Waar «íkcn llecn in een menfch lleke, wanneer zy dan om geringe oorzaaken zoodanige men-
'Jj^^'^^fchen zullen dooden om dieii íteen uit hun lyf te krygen , zoo weinig achten zy hec
leven vaneen raenfch. Zy dragenhem om lilligen verílandig te worden.
». D
De Tygerßee
X L I X . HOOF TDE E L .
Tigrites. Tygerßeen, Meftica matsjang.
E Tygeriteen is gevonden op Smnatra in 't hooft van een Xyger omtrent
de heriTenen , in de grootte van een ronde pruim, niet volkomen rond,
maar een weinig hoekig , en hier en daar met een gaatje als of 'er zand in
geaeken had en uitgevallen was, zoo hard als een keiiteen, grauwachlig
van koleur doch vol roffe plekken , eenige figuuren verbeeidende: Menkonde
daar uitbefchouwendehoofden van menfchen, paerden en anderedieren,dewelke
raiffchien deze Moordenaar in zyn leven verfcheurt hadde, en welke afbeeldzels de
p h a n t a z i e zynherflenenendienileeningedrukt hadde. Zeker Heer, van den welken
ik dienlleen hadde , en hem zelf gezien hadde uu het hooft van den Tyger haalen ,
verklaarde dat het eenzeer grote enverwoede Tyger was geweeit, diemetveele ilagen
en wonde qualyk konde gedoodc woreen : De Indianen wilden den ileen llraks
verbergen om tot hun gewoonlyk bygeloof te gebruiken, gelyk boven in 't XLIV.
Hooftdeel gezegt is, doch zyn gezagen acht baar hei tbragt teweeg, datzy hem den
zelvengeven moeiten: Hy is in 't jaar 1682. gezondenaan zyn Hoogheit den grootenHertogvanTo/"
M«e«. . - . t. rr i. «
„ Een ander diergelyke Steen is eertyts gevonden m de herffenen van een Renoßer
¿JoorT op Java, den welken zie befchreven in de werken van yacobni Bontim Üb... Cap.
Renoter. in 't Maleitfch Meßica abbadac genaamt. Deze is by de Maleijers in groote waarde,
dewylze van den zelven een weinigje in water gewreeven inneemen tegens de verander-
E^ ^de dekoortsomdezelvedoor'rfweetenteverdryven. Zoo heeft men ook in't jaar lö^ö,
uitZ>c o-op jambim de herffenen van een Oliphant twee gevonden, het eene wie het
ander zwart: Hy was gedoodt van eenYzervarken, 'twelkhem zynepylen indeooren
fchoot als hy het zelve wilde dooc trappen.
Üenander Renoiterlteen wierdegevondenin 'tjaar 1^72. op Batavia zoo lang als
een lid van een pink, eivormig, met her fpitie eind in de herfepan iiekende , met het
dikkere in de herffenen uitpuilende zeer hard engrauwvan koleur: Naar 'c verbalen
van andere ooggetuigen waaren de beeiden op den voorfchveven Tygeriteen veel dmdeen
af»
R A R I T I Y T - K I A M E R . ^ III. Boek. 295
lyker en noch meer te ziea en te bekennen, als men hem des avonds by een kaers
befchoude. ^^^ .
Op Manila in de herffenen van een wild koebeeftis eenfteen gevonden in de groot- „¡^
te van een musquet-kogel, bruinachtig enhalf doorfchynende: Hy liet geen hoen van
den ryft eeten daar hy bylag.
L . H O O F T D E E L .
Aprites. Meilica babi.
Trites is een fteen in de groote van een baskogel, die maar een pont weegt¿.^p^itcs
ten naaftenby rond met eenklein gaatjeaan (het eind)deeene zyde, wit zjnj^-^
als yvoor, zonder plekken, nietdoorfchynde, wat harder dan albaft, tyTrVy
doch iiet zieh fchrappen, en als men daar aan ilikte wat brak van fmaak^""'-
bynaals fpek. Hy was gevonden in 't hoofd en in de herffenen van een wild varken
voor lange iaarenopifffÄi^, eertyts dehooftplaats vanklein KERN: Dit iseen klein
flach van wilde Varkens, hard van vieefchen leven, zoo dat, als de viader verklaarde,
m e n h e t z e l v e Varken niet dooden ja niet eens quetfen konde, tot dat men het
van achteren met een fpits yzer doorftak ; deze Varkenslopen des nachts gemeenlyk op
llrant,daar ze de kleine moffelen opknappen.en daar men ze aan 't kraaken hooren kan,
en worden daaromvanonze Jagers, btrandjutten genaamt: Deze voorfchreven fteen is
in het zelve geflacht nu al 3 of 4 maal overgeërFt en gefchonken met die ingebeeide dkg^-
kracht, dat hy veelderleije droomen zoude maaken, rhet welk geen wonder is, want hy
komt van een flaperigbeeü) inzonderheit als men eenig gewigtig voornemen heef t , zoo
foude dezeSteen de goede ofquade uitkomtt door eenendroom openbaaren:dog delaatßeeigenaar
heeft hem aanmy overgegevenby dusdanige gelegenheit ; hy was om eenige .
fouten in de ketenen geklonken, geiyk hymy in't jaar 1660. alsik het gezag overde ^^^^^^^
kuft Hitoé kreeg ook geketent overgelevert wierde ; hy dede den fteen groote eer da*- va»,
aan, hemneerftigin kattoenbewaarende, allevrydagenberookende en hem
onder hethooftleggendeomtezienof en wanneer hy uit de ketenen zoude geraaken ;
doch hy wildehem niets openbaren, 't welk mede geen wonder was, want hy quam
van een dom beeft, het welk zyn levenniet in gevankeniffe, maar meer in vryheic
toebrengt : Doe wierde hy quaat op den fteen en gaf hem aan my over, zeggende gemerkt
te hebben, dathyhemenzyn geflachteniet meer dienen wilde, gelyk hy wel
eertytsgedaan hadde: Ik zeide laat u dit niet vreemt dunken, dat defteenu zynde'
een Moor niet dienen wil , daar u vooroudersheidenenzyngeweell, die de varken^
wel lyden mögen, gelyk wy Chriftenen ook doen : Ik zal u betoonen dat de lleen
nu by my goede krachten zal hebben, en wel wetende, dat hy om een geringe oorzaak
in de k e t e n e n geraakt was, maakte ik hem uit de zelve los ; waar opleder van ons wel
vergenoegtikmetdenfteen enhymetzyne vryheit naarhuis keerde. De Steen is in Dez.'^ivt
'tjaar 1682. aan meergemelde Hoogheit van gezonden, zynde in de
renbymy nietsverandert, behalvendatikhemzomtyts metzeep gewaffchen hebbe
wanneer hy wat geelachtig begon te worden: De voornoemde eigenaar hadde hem
van zyn beilevader, gewezen Orangkay van Saluki geerft, zynde zy alle gelukkig in
den oorlog geweeft, die hem aan 't lyf droegen, wanneer ze op een tocht gingen.
DO3 ik hem kreeghadde ,hy eenige plekken als fproeiten, die namaals afgingen als hy
in zeepwater gewaffchen Wierde, met een mes gefchraptzynde, blonkhyvan binnen
alsCandyzuiker, maar vuurde bynachtniet. De voorfchreven eigenaar hadde noch
Etifan
een kleinen hoekigen fteen gehad, gevonden in het geraamte vaneendodeflang, doch