il
r
il >J
Ifaargeftu'.
K.
Zie de
PUatXl.
No.i.
h vjoìag'
f'gruig.
Fn leelyk
n«« aaH'
zìe»,
Haar verfebei
Je heaamivg.
En word
vooronnut
gehsudcn.
Echter va»
andere»
gegeete»,
Hoebereid
tu ir.¡e».
l'otgoede
ì/oorval
van diergejyke
Lreejt.
Fen indire
metfpongieiopzy
»
rughe,
gri^eie.
' n - i
• • M
" ì ? I
20 D' A M B O I N S C H E
tanden, en het hooft loop fpits toe, daar kleene oogen digt by malkander flaan, o"
in de gatenfchuilen zonder baarden, dochbydenmond ftaan tenwederzyden4fpit2{
klauwen, 't welk haar banden zyn. Zy heefttweemerkelykegrooteenlangefchaercn
in fterke tangeneindigende, dieblootenwitzyn, gefatzoeneertalsdenbekvaneenPa.
pagasi. Hetagterftelldt vandezefchaeris, naargewoonte, fchìcrdriekantig, waarvat
de eene kant gezaagt is, voorts heeft ze aan ieder zyde vier pooten, van ongelyke groote
wanr de twee voorße zyn de langfc , en aan hct middeìfte lidt wat krom gebogen, ej
voor aan mcc een korte fcherpe klauw als een vogelpoot ; de derdevoetispashalfzoj
l a n g , en devierdeisnochkleender, enftaatfchierop denrugge, beidegewapendm«
kleene ronde klauwen, den angelvaneen Scorpioengelyk, dochmet dit onderfcheid,
dat d'angelvandenderdenvoetinwaartsziet, endievandenvierdenuitwaarts. Teges
over deze klauwtjes ziet mennocheenanderen veeìkorter, metheteerftede gedaantj
van een fchaer makende, waar medezy ooknypenk'an, 't w e lkmenooke eni g z ins zieaan
de twee voorfte pooten. De gehecle fchaal, pooten en fchaeren, zyn bekieej. met ea
vuilgrauwe mofcbagtigheit, in' t gevoel als wol le laken, doch aan de kanten,fchaeren,ei
pooten, wat ruiger,als borftels, en deze wol hangt haar zoo vaft aan,dat men die maar effe
affchrapen kan, daar onderzietmendandefchaal, doorgaansdoodbleek, op denru^j;'
en aan de fchaeren redelykdik ; binnenheeftzygeenbyzonderlykvleefch, maaris
van een bruinzwarte vochtigheit, die het water paersverft, als menhaarkookt. He
is een leelyk beeft van aanzien , en word voor fchadelyk gehouden , weshalven di!?
ViiTchers haar in de Böbbers krygende, ftrax weder in 'c water fmyten.
Haar naam in -t L a t y n is Cancer Lanofus : Maleits Cattam Bifa , dat i s , Canceì
VenenaUts. In 'c Amboins TuTeku butta, dat is, een Krabbe die gras of mofctj''
draagt.
Onze AmboineeS^en, zoo Chri i lenen als Mooren-, houden haar voor fchadelyk, en fmy
ten ze weder w eg, als ze hem vangen, doch zoo my dunkt komt dezen afkeermee ;
wegens haare leelyke gedaante , dan uit ervaring. Want daar zyn Natien die haar z
der fchroom op koofcu braatìrti cu ccicn, alliec^lcc-fuhvairczwartcbloedafzondere
de. Dit doen de Inwoonders van Bonoa en die van Serua. Op de zelve wyze hee
men genoegzaame ervarenheit, dac den Visopblazer gegeeten z ynde , doodelykis, no
tans zyn 'er veele die hen zonder fchade eeten, als ze maar weeten 't vieefch af te zo
deren van de flymerige aderen, waarindefchadelykheitileekt. Menhebbewelaan
merken, dat als men in dit Boek zegt eenige Krabben venynig te zyn, zulks gefchi«
naar de gemeene, hoewel dolende manler van fpreeken, want ze zyn niet vergiftigei
gentlyk genomen, maar hebben een worgende en duizelig makende k ragt , die men zoratyds
met enkele Siroop van Suiker, oi eenige vettigheit verdryven kan.
In 'c jaar wierd'er zulk eene kleene gevangen, die met haar 4 agterfte pooten
e e n Z e e g e w a s , BaftaLaut^ aan't eene eind kruiswysenzoodaniggevathad, dathe
op haar lag als of het t daar op gegroeit was, en zy bedekte zig daar mede als met
een fchild ; Z y was in een Böbber gevangen , en als zy een tyd lang droog lag, zoo
fchuimbekte zy , en wierp veele hooge blaasjes op, gekolenrt als fchuim van klaar
zeepfop.
Een anderediergelykeKrabbehadhaarengeheelenrugbedektmeteenZeegewas,van
fubftantie fpongieus, en in veele ftompe fpitzen oflappen verdeelt, gelykeenkoraalfteen
, daar een takje van zwart Accarbaar doorliep. • Het fchynt dat deze Krabben
met haar ruige ruggen verfcheide dingen können vatten, en aan z ig vaft maaken, fteekende
zomtyds haare agterfte pooten in deze ipongieufe gewaiTen.
Cancer Lanoius. Zìo de Vìaat y^.. N, . i.
X X . HOOFT