B
,1 ' r' ii,
iu
R A R I T E I T - K A M E R . II B o e k . 63
D
I I I . H O O F t D E E L .
JSiäwi/i4s ttnms: 'Rii^mk goritk^
I t i s nu deeigentlykei\?ö«Z/7«/; dienwy, totonderfcheidvandenvoorgaan-c^r/^^i
den, den dünnen of fynen doe genoemt hebben, en den Ouden all
bekent geweelttezyn, wanchyheefcderechcegedaantevaneen ^ , mec Zie de
een fmalle kiel en twee hooge opgaanden zyden, achter mec een kleenekrul j^vnu'
daar de voorgaande fchielyk toeloopt en niet veel draaijingcn heeft. Ik heb daar van-'^g^Ä.
tweefoorcenbekomen,grooteenkleene; De groore Nautilus is een hooren van5 tot f^»va^.;
7 duimen lang, en vier duimen hoog ; doch men vind 'er 00k van een fpanne lang/J;^^^»
gemaakt van een enkele dünne fchaal, hebbende de dikte van perkament, half^^J';^^-.
doorfchynend, fpierwicals papler, zommige 00k geelaghtig. De kiel is fchaars een
halve vinger breed, half rond als een kring, in veele kanten of kerven gedeelt, van
dewelke v&ele plooijen längs de zyden op loopen en fehler alle vergaderen achter by
het hoofd, daar de krul begintinnewaartstekrommen, doch veele loopen onder wegens
dood, zoo dat de geheelen hooren vol plooijen is. De kiel tot boven over de
krul is zwartachcig, alsof zy berookt was, 't welk zieh niet afwaiTchen laaC. Dezy.
den zyn recht, en ilaan fchuyns
over eind j maakende boven eene opening van 2 en 5
vingeren breed, en achter by de krul hebben ze een ui tüeekende hoek als een oor ; de
Vifch die daar in woont , heeft merkelyk de gedaante van een PolypUi of Veelvoet,
te weeten van dat flach, 't welk ^rißot. Bolitana noemt, ganfch week van vleefch, met
Sbaarden verzien, waar van de voorlle kort cyn , wit en vol wratten gelyk alle
Zeekatten, diehyin't zwemmen als een rooze uitbreid. De twee achterile zyn noch He^ft
eens zoo lang, deweike hy längs de krul achter uitilrekt > in 't waterlaathangen
daar mede zyn bootje beiluurd; wantze zynronden glad, raaaraan'reinde breed als¿.«S^
het blad van een r iem, zilververwig, en aan de kanten 00k mec wrat jes , zoo das di't boo- l y S t -
tje beiluurd word, gelyk een foort van Javaanfche Sloepen, Tingang genaamt, in 't ge--^"''^
meyn77Ki2»,dewelkemec2 roersbeiluurd worden. Tuflchen de voorile baardenhefc)
ik geen dun velletje können bemerken, gelyk de Schryvers melden van den Polypurin
de Middellandfche/iee; wel is waar,dat dezelve baarden ileeken in een zak van een vel gemaakt,
enaän'c hoofdhangende, 'cwelkhyecnigfms uicfpand met de twee bovenile
baarden, doch dat zoude tot het Zeilen niet veel helpen. Daarentegen oordeele ik, dat hy
zyn zeilagie maakt ,niet zoo wel mec dit velletje, als mec het hol van het boot je, 't welk hy"^
mec de voor i leevenom hoog l icht , Jaaten den wind daar in blaazen. Wantmen bevind
dac dezen vifch zeilende het meei lelyf in' tachter i t e bergt , houdende alleen de twee
voornocmdc roers daar buiten omce i tuurea; maar als'er geen wind is, zoobrengthy
allezynebaardenbuiten, laatendedevoorileeven wederzakken, cndanroeithy. Als
hy nu eenig gevaar of laage vermerkt, 200 trekc hy al zyn vleefch binnen boord
keert den achterlleeven om hoog, dat het bootje water fchept , engaatzoo tegrond
•¿00 dat men heeUlilletjes in den wind naa hem toemoet koomen , en hem met een'^''"^^^"
veerdigheitonderfcheppen,alsmendefchaale mec vifch enal hebben wil; dit gebeurd?"^'^^''
•¿oozelden, dat deViirchershetvooreengroocgelukachten, aL'ereenen vangen,'c
welk meeil gefchieden moet, als na een onweer eene groote itike volgt. Met zync
pootjes vac hy alderhande houtjes aan, die hy in zee v ind, waar mede hy dan gaat
dryvcn. In het hol van het bootje ziet men den wyden lollen buik, gelyk aan andere
Zeekatten, en onder de baarden in dezen buik een w y d e p y p, waar mede hy het wa
ter uitpompt, als hy boven komt i op de vlakte des buiks en van den rugge t'zaamen
eenzakuitmaakende, ziet men diergelyke donker bruine ilarretjes en plekjes eelvk
aan den Päypus, dewelke verfchiecen enhaärverwe veranderen. Hy legt los in zyne .
fchaal, »^»yf'&W.
f
U i