h
i '
I , -j'
.li
68 D ' A M B O I N S C H E
h bim
vol kume
E» zií
nan de
àlippo,.
'i Gevoe-
Un äer
Amboineefen
over
Z\»c
voir! homing.
Doch
door din
Schryver
fpr„h«.
//«»ai bein
verjcbeUe
d e e l t , blinkende als wi t paerlemoer, en ieder aficheidiel heeft een klein gaat je, met
eeo iluk van een pypje naar hinnen t o e t ' e e n ema a l als de Nautilus major-, hierom
g e l o o v e n veele dat di: kleine afzetzels van dien-zyn , daar ik nocbtans deze Polthoorenijes
grooter bevonden hebbe dan de kleinile van de voorfchreven Nauülus , dew
e l k e ook fchoon paerlemoer zyn vanbuiten en binnen. Daar cd tegcndeze Poilhoorentjes
hebben in hunpe voorite. k ame r een i lymer i g dier, 't w e l k aan d e kl ippen hangt,
met eenen dünnen en fmal leadooren, die door het beeil en de eerrte gaatjes gaat, en
aan de klippen vaft zit. Als nu de-Noorde wind'waayc, en deieeont l lel tmaakt , zoo
w o r d e n deze hooremjes van de klippen afgefmeeten , waar door het komt dat ze aan
den mondt altyd afgebrooken fchynen. De fpitzen blyven aan de klippen zitten, die
noch zpo Ityf z y n , dac ze iemant de voeten verzeeren als men daar op trapt. De Amboineefen
gelooven, dat ze gegenereert worden van de witte meeuwen drek;' t welk
voor eerft niet waarfchynlyk is, men vind ze niet altyd, maiir alieenin zeekere maand
e n , wanneer de Noorde wind w a a y t , endan met mecmgce op den llrand gefmeeten onder
andere ruigte.
Hun naam in 'c Latyn is Cornu Hammoiiis. Neerd. Poßhoorentje. Amb. Tay manufamalt
datis, Meeuwen drek, om reden alsboven gemeld is«-
D i Cornu hmm^n\%,iui>rdbyons^ali by denSchryver, aok 't ?Q?i\\00ttai]t,genaaoit en, fchoon het heel klein h , zoo
is bei zeh-e zoo wonderbaar van maaLzel, dat hitgeene behoeft te wykeni 't Isvnn buiten wit en mat (dat is zonder
glavs) maari.au binnen pderlamoerachtigendoorfehynenddun. Heefconielbaareiamfrtjei , die allegemeenfchap tot
matkander hebben, door een bcel klein gaatje. Ik hebgetracht om 'er eene rnidden door te fny den , en dezehe , gelyk dt
N a u t i l u s M a j o r , te vcrtaonea.^ maar zuiks is my t' eli^ens mijlukt u/egtns zyne teerbeit. • ^ie bem afgebeeldt.op dt
i'laat XX. N. I.
V . H O O F T D E E L .
Carina Holoihuriorum Bootjes.
Haar
gedaante.
y.ie d,
pLiat N.
XK.N.1.
Worden
ztldcn
gezien.
Tn Zeile.
^-.er zee.
r.n hebkn
een
fchoone
vje:rfcbyn.
Eze willen mede uit de maagfchap van de NautHi z y n , hoe wel ze -de gedaante
van een Alykrui k hebben-, gelyk wy een kleine foort in 'c volgende
hoofdi luk befchryvcn zullen. Zy zyn ontrent een duim breed, rond ,
aan de buicenrten gier wat kantig , beneden platachtig , en uit weinig gieren
beilaande, gelyk de Landflckken. Defchaaliscnkeld , dunendoor fchynend, zeer
l i c h t , beneden licht viool blauvv, boven naar den loodverwigen trekkende; demond
i s w y d , rond, doch beneden met een uiti leekend hoekje als een hangiip, en van binnen
zyn ze wit. Het dier hier in woonende is geenzins uit den llekken aard, maar
een ilag van Qualien overeind ftaande als een lid van een v inger , wanneer ze in zee
d r y v e n ; dir Quaüet j e is fchoon klaar, als een kryftalletje, met eenen blauwen glans,
e n beftaat uit enkeld ilym , die met een huidjen omgeeven is, eh als men 't een dag
b e w a a r t , zob vergaat her. Deze bootjes worden zelden gezien, immers in Amboina
hebben wy ze eerllmaal gehad Aniio. 168.1.. in Auguf tus . en. September b y ' t uitgaan
van denÜogf t , wanneer zy metgrootefchoollenquamenaandryvenuith&cOoilen ind'
openbaare zee, Manipa en Boero voor b y , daar ze de Inländers opfchepten by droog
weer. Het bootje lach met de opening om hoog , enhetQuallctjeftontalseenpylaart
j e ö v e r ' e i n d , zeilende, zoo het fcheen, m.et een Ilap koel t je, vvonderlyk omaantez
i e n , dat een zulke vloot van wel duizend kleine fchcepjes, zoo ccnparig.by malkandcr
vöer. Als men ze uit de zee nam en in cen fchoorcl met water zctte, bleeven de
Quailet)es noch wel een dag over eind Üaan, een w onde r f cho onenwe e r f chy n van zieh
g e e v e n d , als o fdefchaal met Ed.elgcüecntevervuldwas; doch men befpeurde weinig
l e v e n d a a r in, alienxkens opdroogende, dat ik na vierdagenhaarfatzoennochbekennen
kOnde. De hilanders verklaarden ,dat ze diergelyken nooi t te yoor e n gezienhadden.
' Hun
R A R I T E I T ^ K A M E R . II B o c L 69:
Hun naam in 't Latyn iS Gavina Uolotuhrh m e n 'ma g z e ó n d e r d e AWi ^ - r r e è k e n e n v
't wel k zyn kleine hoorenties in deMiddel landfcheZee, die mede o p ' r water dryven
in'c. Gr iex alzoo genaamt vati 't fwemmen ; de Onze noemen ze -gialle Bootjes.
By de Inländers hebben ze geen naam.
yandeCmm H o l o t h u r i o r um, of bet Q u a l l e B o o i j e , beeft ons de Schryvergt
afbeeldinggegeevett, doch wy hebbi
•er mtonzeverzameling, ee»laatenafieh»^» i ztchetopdeptaatXXM..
. Deeerilefoort,-^!;^^;«^"
i n ' t gemeentwee/eTe. Huane
V I . H O O F T D E E L .
Cochlea Lmark Major: Mam huían hefaar, of Maua Lemhoe,
E t twecdedeelvan het Hoofdgenacht, begryptalledegeenedicdegedaan-^D.^c»^^
t e van een gemeene Alykruyk hebben, en niet t emi n paerlemoerachtigvan
binnen zyn ; waar van wy twee foorten befchryven zullen
Reufe-ooren genaamt, zyn de grootfle van dit gef lacht, ^^^^^^
vuiiten groot en m e e r , vanfatzoen als een A l ykruike , met eenen g rootenronden mond .^^daant..
die aan den benedenften hoek ook een w e ini g uirfpat, en daar door de
van een oorkpje. De buitenfte eil grootfte-gier heef t twee kant en, cen naar boven en'Xix.^/./^-
een naar beneden, en tuffchen beide noch een rugge, alle drie met knobbelen bezet.
D e fchaal is gemaakt van twee dikke huiden , waar van de buiteniie grauwachtig is,
doodsverwig , wat ruig en voi fcheuren , doch hier en daar gepiekt als de (langen ,
met fwart, bruin, en zomtyds ook fpaans groen ; hoe kleinder de hoorens zyn, hoe
fràaijer dat ze gepiekt en hoe efFender dat ze zyn ; en men vind'er ook ganfchgrauw
Zünder plekkeh , dewelke men voor flecht acht. De binnenñe huid is fchoon paarle- J^"/'"'
m ó e í , niet blank , maar alle de verwen van een regenboog ver toonende, te w e e t en, JZoi
g r o e n , roed, en blauw. Z^-laátzich oòk in fchilfFeren v e rdede n als men ze in ñuk-^«;;/-
kéh^^fla^atV'welke alle dezel fdekoleur behouden. Hetdierdaarinisnaarevenreedigheit
g r ö o t , van vodren met een hard wit vleefch. De achtcritc krullen zyn enkel v e t , en
fùiTchén-beiden is een groot "Papaver o f Zandfak'. Op zyn hoofd draagt heteengroot
rond ichild, waar mede het zyne deur vaft fluyt, een hand breed en cen vinger d ik, « « e^»
f t e e n - h a r d , als of het een witt€ keyfteen w-as, aan de buitenfte z y de wat bul t i g als
l I o z è , . w i t , enzpmfydE'.met.vUlUiekuiltjes. Aan de binnenfte zyde.ishetplat, doch^^'-
e t k ' m ì t i ì g met gieren ui i f ieekei ide, die fchielyk in malkander loopen en een nafelfor- worj
meeren, met een ros of bruinachtig velletje bedekt , dat daar vaftaanzit, endezezy-w^"
de aan i: v leefch van 't dier ; in 't kruipen draagt het dczen fchild op 't hoof t , doch^"'^"-
h e t b e g e e f t zieh nietverre buitens huis, houdende weldehelftnochvandenfchÜdbinnen
de fchaal; het heeft zulk-een f terkte, dat'er geen man zoo fterk is, die het uittrekken
kan , al heef t hy 't onder de fchaal g e v a t , maar het zoud hem veel meer de
hand mede intrekken. Deze fchild dan behoord onder dkmenVmùilkos M¿¡rmos , of OokU^-^
Meernavels noemd, waar onder deze d egroot f t e i V Hethottdzich-opomtrentzooda-of
nige ftranden, die fteile klippen hebben , daar de zee hard tegen aanbrand, en
dierhalven moeijelyk om te duiken, doch daar ze zyn v ind men'er veelebymalkander,
maakende zeekere Compagnie of T roepen, gelyk men zegt de Tsjanhr op de kuft hTu£
Cor.omanàel en Ceylon doen. •
Z y n naam in 'c L a t y n is Cochlea Lnnaris Major. Neerd. Reiife-ooren. Maleits Matta Hnnnt
hulanbejaar\ w a n t men moet weeten, . dat de Maleijers da t i s , Maans
oogen noemen alle hoorens, die een rond, dikachtig en fteenhard fchild draagcn,
welk' met zyne buitenfte z yde n een volle maan vcrbeeldt ; men zoude hetbillykerCi»-
chlea Margaritica noemen , dan- Cardanus pmtrcnt den voorgaanden Nautilo majori
I 3 do t t ;