â i j :
Ì'M-T' •
•il -
.If
; 1'. •:
180 A M B 0 I N S C H E
l o . Lentigmofa, Sproetjeszynniet breed, maardiiivanlip, Over'tlyi met knohbels
bezct,' met i '^M*' i'^s en ftaalgpoen gefpikkeU, doch doodfch van koleur; maar
binnen xyn ze glad uit den geelen incarnaat , en met kuikjes onder de buitenOe
~knobteisV Maleitf6hj Bia täeyial^, om dat haare fpifckelsnaar fproet-en gelykeh.
n . Schcnser s . Maieitfch, BiaTo-ejijokan, dat i s , WyzerSj oai'datze
revens denfpltfevoorüiteen kleine Vingerhebben, waar mede zy naiets fchynen te
wyzen; zy zyn niet breed, maar hebben een merkelyke turbo offpitstoeloopend hoofd,
en achter cen omgekromden ftaart om hoog: De eerile flach is grauw. van binnen
lichtroodm^twitie äderen.: De .tweede is bruin. effbner vänfchaal , en qp den mg
•met Witte fpikkeUje-s, zy is mede van binnen fchoonrood.
i r . Luhuana»
i;. Canartum, Maieitfeh, ^ia Canary, zoo genaamt, na den gedaante van een
gefchllde Kanary , zy isvan fatzoen gelyk de voorgaande, doch doorg^ans kleinder;
hier van zyn 4 of yderleije foorten ; de grootfte zyn een kleine vinger lang, e£fen van
. fch>fil, metdonkergrauw of rookverwig; zommigä metgeelebandenop c?n Witten
grond; Menvind'erookdiegantfchwitzyn , dochzelden: De vytdefoortisdemooifie
van fchildery, want op een Witten grond ziet men lichtroodeen groenachtige plekkenen
ftipjcs, die eenige bloemen verbeeiden; zommige met banden en ftreepen; zommige
met üipjes, die in rycn ftaan, niet boven een lid van een vinger lang.
14. Canartum latum^ verfchik van het voorgaande , om dat het breed uitloopt,
fehler als een Bezaantje, over 'tlyf donkergrauw met geele en witte fpikkels, waar
onder men zomtyds langwerpige vind, die naar opgerolde Bezaantjes gelyken.
H E T T I E N D E HOOFDGESLACHT
Bandelt 'Van de PorcellaniE z.ynde een hyz^onder ßachvan Hoomijes
'van faiz^oen i'an alle voorgaande 'verfchiliende : Dicuntuc
Porceilanx ad imitationem Gr^corurn, qui vocanc,
apud utrorque nomen accepsrunC à ilmilitudine pudendi
mulicbris , quod Gricci vocant, Latini porculum,
cujus aliquam fimilitudinem refert hujus conchie
rima'; hinc etiam Goncha Venerea audic : Apud Ennium',
Matriculus. Mdieitfch ^ Bia Lilala , datis^ Lik:
hoorntjes ^ om da z^e daar mede linnen en papier äkken , datts,
glad maaken können,
Orcellana guttata. Neérduitfch, Klipkoufen. Maleitfch, Bia Filala, is de
grootfle enfchoonfte van die geflacht, omtrenteen kleine vuiligroDt.zeer
rond en glad van rugge, en dezelve dicht gefpikkelt met iwarte droppels,
daar andere kleine bruine en geele onderloopen , en längs den rugge gaar
een goudgeele flreep, doch niet aan alle.
X, Porcellana montofa, anders de Kaapgenoemt , vertoonepde verfcheide hsüvels
of bergen, gelyk men den hoek, enhec gebergt e van den Y^^-^-^debonEf^erancekiiA'
.den. Deze heeft geen mooijigheid, maar zy is bleek van koleur.
X. Csn^.
R A R I T E I T - K A M E R i II Boek; i8t
3; Concha teßuäinarUj is langwerpiger dan de voorgaande, op den rugge fchuon
gepiekt, gelyk men ziet aan fchildpadshoorn c fkaret , waar vanzy dennaamheeft,
Karet, alias, Kaa^falfo.
4. Argus y is een langwerpig Hoorn, bruin, leververwig van koleur, met veele
oogen bezet , gelyk men den Reus Argus fchildert.
5-. Groote Slange-hoofden, zyn plat van buiten, en de rüg is fwart met geele of
taneite plekken verziei-t.
6. Kleine Slange-koppen , zyn van 't zelfde fatzoen , doch niet grooter dan eeri
lid van een vinger : Een raar flach hier van is over den rüg blauwachcig met een geelen
ader, de w e lke men blauwe Slangen-hoofdennoemt.
7. WitteJamboefen, zyn van grootte den j^enfoorcegelyk, dochgaQtfchwit,de
ring heeft overdwars een uitileekenden kant, en by de einden ziet men een bleekwit
korreltje in eenkcing ílaande, aïs een ingevatte paerl ^ en daar by een lichtrood
plekje, 't welk metter tyd verbleekt.
8. Tal^a i een Mol , is fwart of donkerbruin, en op den buik van bekende fatzoen.
9. CarneoUy Maleitfch, Bia'Dagtni ismedelangwerpigalsdevoorige, eenpaarig
lichcrood of vleefchvcrwig.
ÏO. Torcellanafalitai Zout-korrels,
i j . Torcellana litter ata, ßvc Ar abecá.
t%. ^orcellana lintiginofa^ Kakkerlakjes;
13. VarioU, Mazelen, zyn van t weederlei fatzoen en langwerpig, de eerfte hebben
aan den kant groote fwarte droppels; detweedeheeftaandenzydçpurperedroppels,
gelyk de Morbilli.
14. Ovîiîh, Maleitfch ^ Bia oí Sipot Saloacco^ deze zynfpierwit, en hebben den
gVootc van eeneend-ei: De Amboineezen Seggen hunne fchildeft daat mede in, en
hangen ze tot pronk aan de voorfleevens van hunne vaartuigen.
HET ELFSTE HOOFDGESLACHT.
Begry^t de Porcellana; minores, in't gemeen hy deMaleijersge'
naamt Candaga en Bia csjonca, om dat men z.e 'veelgehruikt tot
z>eker fiel T^o^cxgenaamt, waar in men njeele kleine dingen telt i»
Z^ekere kuiltjes ^ die in een dikke flank ingeholtflaan : Vevoornaamfle
z.yn • dezueike men Thoracia noemt, dat is, Borflflukjes, in
V^fmiiö Caur i 0/Gaudi 5 heflaande in de'volgende'vierfoorten,
Heracium oculatum, Witoogjes, zyn omtrent cen lid van een vinger lang,
met eenbreedenengekartelden kant,daar aan meneen breedefwartachtige
piek als een brandmerk ziet ; de rüg is vaalgrauw als met veele wi t te ronde
ooaìes;de mondis van binnen Uchtrood; zommige zynbreed alseenßorft-
Z 3 . ' ituk