r .
Den Umbiiieus
marÌHHs
bef ehret•
vm en
vjaaront
ZOO gc.
naamt.
Eerßg
Joert.
/¡e zyn
gtdaante
op de plaat
litt er A,
De iV)tedi
foort.
Zie de
f'aat N.
XX, leiter
Ii.
De de, de
ßorl.
Zie dezel-
•ve plaat
leiter D.
IVaar die
gevunden
•worden
¡-¡un ne
ei^eafàup.
Eh iääur
tne dien'
H -
72 D' A M B O I N S G H E
. VIII. HOOFTDEEL.
Vmhilicus marinus : Malta hulan^
Y zullen nu hier by malkander verhaalen alle de dekxels van de voorgaande
hoorentjes , by de Maleijers, Mattabulan, dat is, Maans-
^ f ^ oogen, genaamt; maar in de Europifche boeken \\iQtQTiZtVtnbilicusmarinus
, naar de gedaante van een navel > die ze aan de binnenile of
platte zyde hebben , waar mede ze tegens 't vleefch van 't dier hebben aangczeten,
en worden verkeerdelyk voor byzondere hoorentjes gehouden.
I. Het eerfte en grootfte is hec dekzel van Aur'tsGigantum^ Cap, 6, eenhandbreed
in den T>iameter, gelykende beter een liklleenvanmarmerofeenenkaifteengemaakt,
dan een deel van een hooren ; aan de binnenfte zyde wel plat, maar de gieren maa.
ken met haare kanten eenige verhevenheit, voorts met een bruine huid bekleed, die
daar zeer vaft aanzit; de buitenfte zyde , als gezegt is, wit en bultig als. een linze,
aan zommige eiien, aan de meefteonefFen met eenige vlakkekuilen. Als men hetfchild
in ftukken flaat, bevind men verfcheide dikke huiden over malkander Jeggen j waar
uit blykt, dat hec metter tyd en met laagen aangroeyt. Als het lang op den fcrand legt
rollen, zoo word de bruine huid afgefcheurt, enzoo glad, dat het een enkelde kaifteen
gelykt.
De fchildjes van de kleine foorten , in 't zelve hoofddeel befchreeven , komen in
geene achting, en worden daarom niet geielt.
II. Vmbiltcus marinus niger , is het dekzel van de tweede en derde foorte, in'i
voorgaande hoofddeel, de ichoonfte van allen, enmeeft blinkende, en daarom voor den
eigentlyken Vmbilicus marinus te houden ; doch hy verfchild merkelyk vanden'Üw^i/i'
cus , dien men in de MiJdellandfche zee vind , want die is wel plat aan de binnen zyde,"
en met een navel geceikent, maar aan de bultige zyde is hy ingedrukt, met een
merkelyk kuiltje , ros , of oranje van koleur : daarentegen de onze is, aan dezelve
zyde , uit den half ronden > plat en efFen , meeft zwart , met groen en ros gemengt,
zeer glad en blinkende als een Offen oog, hebbende de grootte van een dukaatof minder.
•
I I I . Vmbilicusgranulatus, is het dekzel vandecertteenderdekiemeioorue, inverre
ZOO mooi niet als de voorgaande, en daarom onder geene rariteiten gerekent. De
eerfte is aan de binnenfte zyde ook niet recht zwar t , maar fcheef en kuilachtig, aan de
buitenfte vuilwit, zonder glans en korreligheid. De andere minderefoorten worden hier
toe gerekent.
Deze Maans-oogen vind men op Boero en eiders, meer längs de ftrand verftrooyE
zonder haare hoorent]es, en het bruine vel meeft afgefleepen, waardoorde misgreep
komt, dat men ze voor byzondere hoorentjes houd ; deze hebben de eigenfchap, dar,
als menze in een vlak fchoteltje legt, daar azyn of zuir Limoen zap in is, en een
reis of drie op den bodem omwryft , zoo bewegen ze zieh van zelfs, zommige doen
het ook zonder wryven, maar ftaan ftraks wederom ftil. Die men verfch vandehoorentjens
uitneemt, willen zulks niet of qualyk doen; waar uit fchynt, dat ze op ftrand
in de zonne leggende fponsachtig worden ; want alle zoodanige dingen , die zieh in
azyn van zelfsverrotten, moetenfponlachtig zyn, en eenige ingeilotenelucht
hebben, die den indringenden azyn zoekt uit tedryven, en doordienftryd hetlichaam
beweegt. De Inländers houden deze Maans-oogen van de tweede foorte voor goede oogfceenen,
waar mede ze de verbitte oogen beitryken , inzonderheit als ze de kleine
zweertjes (Hordeola) k rygen, om dezelve te verdryven; anders hebben onze Chirur«
gyns ervaaren, dat alle deze fteenen geftooten, en inazyngedilTolveert, dezelvekragten