s t em, waarvan alleen de naam op het hek naast de herbere is
bewaard gebleven, maar in het dorp zelf vinden wij nog het
groote, onregeltnatige huis van het oud-adellijke Le en wen-'
b u r g h half wit en half rood, met een’ witten, gekanteelden toren
in het front en een laag, antiek torentje daarnevens. Daar tegen-
over, op eemgen afstand, zien wij het geele hnis van Leeuwen-
s t e 111. met zijn’ puntgevel, in een digt begroeid bosch, te midden
der läge, groene weiden. Aan den dijk _ bij wiens ingang
tussehen het groote, geele klooster en de geele R. C. kerk, de
steenen palen staan, met de wapens van B e r e s t e y n en Bru-
a r t jH hgt het eveneens geel gepleisterde huis Mui s e r i c k en
op körten afstand het belangrijkste van allen: het fraaije, noa
welbewaarde kasteel M a u r i c k , ook met geelen pleister aange-
streken. Geel schijnt hier een gezöchte kleur.
Bij ons bezoek aan Yught hadden wij gehoopt, Maurick te '
kunnen bezigtigen. ’t Was een der redenen, die ons derwaarts
trok. Maar op dezen dag der teleurstellingen werd ook deze
verwachtmg met vervuld. De burgtheer, Jhr. J. van B e r es te y n,
is krank en de dorpelwachter weigert, ons verzoek aan zijn’ heer
over te brengen. Wij mögen trouwens niet onbescheiden zijn en
vergenoegen ons voorshands met de beschouwing van het uitwen-
dige van het kasteel, m de hoop, dat wij bij günstiger gelegen-
die thans gesloten slotpoort wel zullen zien opengaan.
Die hoop werd ook niet bedrogen. Uw gids werd later gastvrij
op het huis ontvangen en mogt onder het zeer gewaardeerd geleide
van den scboonbroeder des eigenaars, den gep. kolonel der artillerie
U M. de J o n g van Ro d e n b u r g h , het merkwaardige ge-
bouw in al zijn bijzonderheden bezigtigen.
De zomer was intusschen voorbij gegaari; de herfst had plaats
gemaakt voor den winter — den voor Brabant zoo noodlottigen
wanter van 1880/81 — en de winter was vervangen door wat
men ten onzent le nt e noemt. Die pasgeboren lente heeft nog
D
alle herinneringen aan het barre jaargetijde behouden. Nu en
dan stuift een digte sneeuwjagt over de velderi;^ kletterende
hagelsteenen wisselen de sneeuwvlokken af; dan weer breekt de
grillige voorjaarszon door; onder alles snijdt de gure wind tot
in ’t gebeente. De spoorwegdijk loopt door een meer. Onmiddelijk
aehter ’t Station van d en Bosch strekt zieh een onafzienbare
watervlakte uit, waaruit in de verte het torentje v an VI i jmen
oprijst en waarin eenige landwegen verdwijnen. De gansche groene
vlakte, waarover dezen zomer ons oog weidde, ligt onder de golven,
die het ongelukkige Ni e uwk u i k hebben verwoest. De dorpen
daarginds zijn alleen met een schuitje, of over land slechts längs
een’ grooten omweg te bereiken. Door een meer loopt ook de
breede keiweg naar Vught, zoodra wij de oude poort met haar
beide torens uit zijn. Van hier gezien schijnt de hoofdstad als
op eene smalle landtong in een zee te liggen. Door de wateren
bedekt is de Vughtsche heide, waar in 1600 Br e a u t e ei) Lek-
k e r b e e t j e n streden en waar de van ouds beroemde „torentjes-
galg” de ter dood veroordeelden wachtte. Tot 1795 stond hier het
geduchte werktuig des doods, met zijn drietal steenen palen , en
die van Vught moesten bij de teregtstellingen de ladders aan-
brengem Van houtschatten, tollen, marktgelden en andere on-
gelden, door de stad geheven, waren zij vrij, maar „het gencht
ten Bossche moesten zij helpen volvoeren over de misdadigers.
Naar het schijnt ligt ook hierin een herinnering aan den voor-
maligen rang van Vught als hoofdplaats der gouw en was oor-
spronkelijk hun deelnemen aan de teregtstellingen een erkentenis
van een oud regt, sedert allengs veranderd in een’ last, die niet
dan morrend en met onwil werd gedragen.
‘ Tussehen de beide forten I s a b e l l a en St. An t o n i e , over-
blijfsels van de verschansingen, die met de inundatien den Bosch
tot een uitnemend sterke vesting maakten, loopt de breede weg
in de rigting van de boschrijke streek, thans als uit de wateren
oprijzend, waarboven de zware dorpstoren hoog uitsteekt en
waaruit ook even de spitsjes der R. C. kerk en van het huis
Ma u r i c k zieh vertoonen. ’t Is frisch op den open weg, maar