in toom werd gehouden, en de buren van beide dorpen lagen onder
tamelijk zware lasten, om de vooi hun akkers en weiden ge-
vaarlijke zandverstuivingen tegen te gaan. Ook leden de bouw-
velden en tuinen in den omtrek niet weinig van de menigte der
konijnen, er tamelijk ongestoord vermenigvuldigend. Een geringe
vergoeding badden die van Lisse in de vergunning, om er hun
paarden tegen een matige geldsom te laten grazen, maar de
duinweide zal ook wel niet van de beste boedanigheid zijn ge-
weest. De houtvesters, die op Teylingen huisden, hadden er de
jagt en- trokken er de schamele inkomsten van eenige erfpacbten
uit. ’t Was een goede gedachte van een drietal wakkere mannen -H
An d r i e s van Thi e n e n , G é r a r d van der Laan en J o h an
van S y p e n s t e i n - I om vergunning te verzoeken tot het afzan-
den en ontginnen van deze woestenij. „Die Provincie van Hoi-
landt,” zoo betoogden zij, „is soberlicken voorsien met Teel-
landen” en vele schamele ingezetenen konden door hun ontginping
werk bekomen en er later hun onderhoud vinden. Met toestem-
ming van prins Mau r i t s , ridderschap en edelen, werd hun in
den jare 1604 een oppervlakte, ter grootte van ruim 150 bunderg,
in eeuwigdurende erfpacht afgestaan, tegen eene som van 450
guldens jaarlijks. Om de groote kosten er aan verbonden, namen
de concessionarissen nog in hetzelfde jaar een vijftal andere heeren
van aanzien en vermögen, waaronder de luitenant-houtvester
J o h a n van Dui v e n v o o r d e , in de compagnieschap op. Een
gedeelte der wildernis werd afgegraven en in teel- en weiland
veranderd. Een ander deel is tegenwoordig boschgrond en aanleg,
onder de landgoederen Wa s s e r g e e s t en Ke u k e n h o f behoo-
rende. Welk eene verandering onderging het voormalige Keukenduin
van Teylingen ! Uitgestrekte gazons, breede rij- en wandelwegen,
prächtig hout van allerlei aard, trotsche boomgroepen en statige
lanen, een heldere waterkom, van gewone en bruine beuken
omringd, digte rhododendronbosschen en sierlijke heesterpartijen
maken het terrein rondom het heerenhuis tot een park, dat de
vergelijking met de meest vermaarde buitenplaatsen in den lande
niet behoeft te schromen. G.rootsch en smaakvol is overal de
de aanleg en met uitstekende zorg wordt alles onderhouden. Zoo-
wel de woeste duinstreek, met haar eiken en dennen, als de plaats,
met haar grasperken en dreven, heeft haar eigenaardige bekoor-
lijkheid en beiden vereenigd vormen zij een geheel, dat juist
door zijn groote verscheidenheid een’ diepen1 indruk maakt. Aan
de overzijde van den smallen weg van Lisse naar ’t Station Veenen
b ü r g ligt de omrasterde overplaats. Een zeer groote water-
partij, met een’ rustieken koepel, is vooral in dit gedeelte van het
'landgoed opmerkelijk. Ook hier vinden wij gezond en krachtig
hout in overvloed. Zware acacia’s , kloeke berkenstammen, uit
een’ wortel gegroeid, fiere beuken, een breedgetakte plataan,
wier armen tot een prieel zijn geleid, seringen en andere bloeijende
heesters, prijken er längs de sierlijk kronkelende vijvers, en fraaije
vergezigten op duinen en bosschen openen zieh hier en daar tus-
schen het hooge geboomte. De witte trossen der vogelkers ver-
spreiden er hun liefelijke geuren, bloemen bloeijen er längs
de paden, de nachtegaal slaat er in de digte struiken en alles
werkt er zamen, om den wandelaar op den zonnigen lentedag
een genot te bereiden, dat hem lang in het geheugen blijft.
Yan den driesprong der wegen tegenover het huis een laatste
blik op het deftige gebouw, het trotsche geboomte er om heen,
de groote weide er voor, de boschjes en duinen in de verte. En
dan nemen wij afscheid van het edele landgoed, dat weldra achter
den eikenwal längs den grintweg verdwijnt.
Het belangrijkste gedeelte van den togt hebben wij nu achter
ons, maar de binnen weg naar Hi l legom is toch niet onaange-
naam. Eiken en populieren vormen er een laan, die later in den
zomer haar koele schaduw zal geven. Ter regterzijde loopt een
lange, regte vaart, die wij reeds uit de overplaats van Keukenhof
zieh hadden zien uitstrekken onder het jonge frissche groen
van het digte hakhout., Weiden en bollenland, van verre door
donkere bosschen en blinkende duinen begrensd, beginnen zieh
VI 19