het geboomte der tuinen. Aan de andere zijde van den straat-
weo liggen op eenigen afstand de groote gebouwen van het bis-
schoppelijk seminarie, met de R. C. begraafplaats er tegenover.
Aan de fraaije kapel werd door koning Wi l lem I een deel der
piachtige sieraden van koning Lodewi jks hofkapel afgestaan.
Een breede, deftige laan leidt er heen. Niet ver van daar ver-
heft zieh de hooge, eenzame toren der oude kerk boven eenig
vervallen muurwerk. De ruine is van eenig houtgewas omringd
en daar achter strekt een groot, laag gelegen weiland zieh uit.
In die vlakte stond eens het vrouwenklooster, aan St. Ur se 1 a
en de e l f d u i z e n d Maagd e n gewijd^ dat door een’ onder-
aardschen gang gemeensehap had met de kerk. De open rnimte
tusschen de kerk en het seminarie werd eertijds ten deele be-
slagen door het klooster van Cistersiensermonnikken Ma r i e n -
have. t Van beide kJoosters, waarvan het eene in 1410 voor ver-
armde maagden van adellijken bloede was gebouwd, het tweede
in 1413 werd gesticht, is niets meer -te vinden. Naar men ons
verzekert, zijn zelfs de fundamenten uitgegraven en ook de ffans- . Ö Ö >
in het tegenwoordige zoogenaamde ,/beenderenhok” beginnende,
is geheel verdwenen, volgens ’t verhaal van een’ grijzen burger,
die er vroeger meermalen ingekropen was. Omstreeks 1063 wordt
van de kapel te „Warmunde” gewag gemaakt, in 1156 van de
kerk aldaar. Welligt zijn de brokken tufsteen, hier en daar in
de muren van den bouwval gemetseld, overblijfsels van dit oude
gebouw. De latere kerk was een groote kruiskerk, wier koor
echter eerst tusschen de jaren 1525 en ’27 werd gebouwd. De
toren is vrij hoog, maar niet zwaar en in tamelijk eenvoudigen
stijl opgetrokken. Tijdens het eerste beleg van Leiden door de
Spanjaarden moet er de brand in zijn gestoken. De kerk werd
geheel verwoest en bleef grootendeels in puin liggen. Alleen het
koor werd na 1590 met bouwstoffen van de beide gesloopte kloos-
ters hersteld en voor de godsdienstoefeningen der Hervormden
ingerigt. Van den toren bleef het metselwerk staän. Tegenwoor-
dig is ook het koor vervallen en in het dorp werd voor de Hervormden
het nieuwe bedehuis gesticht , dat wij reeds gezien hebben.
De ru'ine heeft te veel geleden, om nog bijzonder schilderachtig
te zijn. Daarvoor zijn de muurbrokken te laag en te naakt, Maar
hier en daar groeit er het klimop over heen en schieten er struiken
op, die de wat eentoonige kleuren en vormen breken. Tusschen
het gras, dat binnen de muren wast, liggen eenige eenvoudige
grafzerken. Op het koor, waar vroeger het hoogaltaar stond, zou
de grafsteen der Heeren van Warmond te zien zijn, als die niet
door een zware houten bedekking voor den invloed van sneeuw
en regen was beschermd. Bij de herstelling van dit gedeelte m
1590 werd herwaarts de laatste rustplaats van de bezitters der
heerlijkheid o vergebragt./¡It Is stil in den bouwval, uit wier omtrek
het leven zieh terug trok, om er het onbetwist gebied te laten
aan den dood. Maar de lentebloemen bloeijen er op de graven
en de jonge bladeren ontplooijen zieh, en met de stemmen, die
eerbiedig van vergankelijkheid fluisteren, mengen zieh toonen,
die spreken van leven uit den doodslaap ontwakend, te midden
van zooveel wat voorbij ging profeterend van wat blijft.
Warmond bezit aan den rijweg een ruim en goed logement
en terwijl wij het dorp hebben bezigtigd en onze bedevaart naar
de kerkruine hebben gemaakt, werd er een eenvoudig maar dege-
lijk maal bereid, niet overbodig en niet onwelkom na den tamelijk
langen marsch. Wij hebben nu het voornaamste gezien en
kunnen den togt voortzetten. De fraaije laan van het buitenver-
blijf Mid d e n d o r p , dat, zooals zijn naam aanduidt, midden in
het dorp lig t, en het hoog geboomte van het landgoed Ooster-
geest in de nabijheid van de oude kerk, dragen ruimschoots
het hunne tot versiering van Warmond bij. Zij konden onze aan-
dacht, natuurlijk bij onze omzwervingen door de welvarende en
vriendelijke plaats ni6t ontgaan.
Voorbij Warmond wint de landstreek in schoonheid. De vlakke
weilanden worden door hoogere gronden vervangen. Schitterende
kleuren tooijen de velden, waar tulpen bloeijen | wild uitgewaaide
■ eiken buigen hun takken over den straatweg. Een digt bosch
breidt zieh aan onze regterhand uit. Een ljzeren liek tusschen
steenen palen wijst den ingang van een groot en deftig landgoed