GRAFWEGEH.
bosschen , wier bladeren zieh nog niet ontplooiden en altijd groene
dennen , jonge beukenlanen en schitterende zandhellingen hun rijke
kleuren in bonte mengeling vertoonen en waarover de wolk-
schaduwen plegtig heentrekken. ’t Gezigt bij dien molen verheft
het houten gevaarte tot een der teregt vermaarde punten nit
Groesbeeks omtrek; maar ook elders op de hoogten, waar men
ook rondziet, is overvloed van dergelijk natuurschoon te vinden.
Van eenigszins anderen aard is het landschap, door ’twelkwij
naar het Ri jkswald trekken. Wij dalen allengs en al houden
wij doorgaans de blaauwe bergen in ’t verschiet wel in het oög,
nevens ons zijn ’tmeer de tooneelen van de vlakte: :een laantje.
van peppels, een poeltje met russchen begroeid, hutten met grijze
stroodaken, brem- en heidestruiken, kreupelhout en graanvelden,
een paar groote boerderijen met weiden en boomgaarden, huisjes,
in het veld verspreid. De Groesbeeksche henvels trekken zieh
terug. Soms verbergen de groene steile kanten van den dalenden
weg alle hoogten en vlakten. Wij zijn een’ zijweg ing'eslagen, want
hadden wij den grintweg, waarop wij gingen, blijven volgen, dan
waren wij veel spoediger bij den St. J a n s b e r g gekomen, maar
dan misten wij het Rijkswald. Nu naderen wij allengs zijn bosch-
rijke heuvels, maar wij blijven toch in de zeer uitgebreide vallei,
en de zeer lange Duitsche chaussee met haar populieren, die op
grooten afstand van ons de vlakte doorsnijdt, geeft aan de geheele
landstreek een gansch ander voorkomen, dan zij uit een hooger
.standpunt vertoonde. Daarom ontbreekt het echter aan bekoor-
lijke tafereeltjes niet. De weg loopt door het gehucht G r afwe g en ,
waar landelijke hutten zieh legeren tusschen hagen en boschjes,
waar de rook uit de schouwe zijn krinklend blaauw op ’t donker-
groen gebladert teekent, waar wild o O uitgegroeide .boomen hun schaduw werpen over het pad, waar wilgen zieh buigen over den
waterpoel en het frissche jonge loof in den zonneschijn glinstert.
Voor ons steekt het donkerblaauw der verre heuvelen krachtig af
tegen het rijk geschakeerde groen der boomen en struiken van
’t gehucht en tegen de sombere tinten van het dennenbosch, dat
längs de glooijende hellingen van het Rijkswald opklimt. En ver