di pl . serie 2 , Deel 4 , Afd. 2. Een dagverhaal, geschreven door de abdis
He n d r i k a van Erp, is bewaard Ma t th . Anal . Daaruit blijkt o. a. dat
do kerk met twee torens prijkte, waarvan een in ’t begin der 16de eenw
inviel, dat er een priesterhnis en een bouwhuis werd gevonden, dat het door
een mnur met twee poorten was ingesloten — dat het klooster in 1516 en
’17 door He n d r i k v a n N a s s a u met vele edeleu en in 1545 door keizer
Ka r e l en den bisscbop werd bezocht — dat in 1527 de Gelderschen er veel
moedwil bedreven en in 1528 den windmolen verbrandden, de kerk be-
scbadigden en plnnderden, bedden weghaalden, de glazen stuk sloegen, ter-
wijl in hetzelfde jáar P l o r i s v an Egmo n d er kwam,. met veel volk, dat
de venlens van het klooster meénam — dat in 1543 de ñonnen met blanke
messen werden bedreigd. Voorta blijkt nit Matthaeus, dat het klooster in
1583 nog stond en in orde was, zoodat de opgaaf in den Te g enw. S t a a t ,
waarbij 1548 ais het jaar der slooping genoemd is , onjuist is. Do d t van
F l e n s b u r g I, bl. 166, bewaarde ’t relaas van den moedwil en de ontheiliging,
in 1481 er gepleegd door de partijgangers van Da v id v an Bour-
«ondib, in tegenwoordigheid van den bisschop zelven. Ook Oo s tb r o e k
en Yr e d e d a l leden destijds groote sohade.
Omtrent de abdij van Oo s t b r o e k zijn in dezelfde bronnen berigten te
vinden. De steenen doodkist, er opgegraven, is beschreven in het N i e uw
A r c h i e f v a n K. ges c h . 2de serie, Deel VIII, bl. 408 eD in den catalogas
der Ar ch e o l . Verg. van h e t prov. U t r . Gen. (1868) bl. 169. Ook die
te Ze i s t gevonden is daar vermeld, bl. 170.
De opgaven omtrent de geschiedenis van Ho u d r in g e heb ik te danken
aan jhr. P. v a n Be v e r v o o r d e t o t Old eme u l e te Amster4am, wiens
moeder nit het thans uitgestorven geslacht v. We s t r e n e n van T h e ma
a t stamde. Znlke mededeelingen omtrent weinig bekende bijzonderheden
zijn altijd welkom.
Bij het huis Ke r s b e r g e n is de poort der onde ridderhofstad nog over.
Bl. 118 lees B o t g a r i n s voor Lo t g a r ius .
Co r n e l i s S o h e l l i n g e r was, volgens mededeeling van prof. de Hoop
S o h e f f e r te Amsterdam, in 1715 bij de gemeente in de Zon gedoopt,
ging echter in 1729 tot de gemeente bij ’t Lam over, waarschijnlijk mt
ingenomenheid met den leeraar Joh. De k n a t e l . Deze D e k u a t e l was een
vurig voorstander van de Hernhutters en woonde geregeld hun oefenmgen
bij. Ook S o h e l l i n g e r zäl daar niet ontbroken hebben.
Nadere bijzonderheden omtrent B e t h a n i B zijn te vinden in de jaarlijksche
verslagen dier aanbevelenswaardige inrigting.
In de vorige eenw lag op den hoek der laan van het huis te Ze i s t ,
de buitenplaats B e e k en r o y en. Het ouderwetsche huis (van Ho o g Be ek
en r o y e n te onderscheiden) ligt nog in de dorpsstraat, tegenover de laan,
op bii 128 vermeld; op het terrein van dat landgoed is blijkbaar later een
reeks hnizen gebouwd.
Sch a e rwe i jd e en d e Br e u l waren van ouds ambächtsheerlijkheden,
later onder de hooge heerlijkheid Zeist gebragt. De Br e u l behoorde, even-
als de heerlijkheid Ka t t e n b r o e k , aan de Heeren van Mo e r sbe r g en.
ßi jnwi jk wordt als een zeer oude plaats vermeld. In 1005 werd de hof
aldaar door graaf B a l d e r i k en Ad e l a aan de abdij van Deut z geschon-
ken. De graaf van .Gel der werd er in 1256 eigenaar van. In 1725 zoeht
de proost der Luxemburgsche abdij Or v a l er met veertien kloosterlingen,
om hun Jansenistische gevoelens verdreven, een wijkplaats.
Een der Heeren van Mo e r s b e r g e n , B a r t h o l ome u s de Wa é l , was
een ijverig voorstander van de zaak der Staten tegen den koning van Spanje,
een der Stichtsche gemagtigden tot het ontwerpen van de Unie en met den
toenmaligen Heer van S t e r k e n b u r g in 1584 een der aanvoorders van het
krijgsvolk ter bescherming van Utrecht.