’t Oranjewoud nog niet geschonden, of er stond nog menig forsche
boom, er groeide nog menig weelderig kreupelbosch en
gelukkig kwam het grootste deel van den grond in handen van
twee vermögende en smaakvolle koopers, die uitstekend partij
wisten te trekken van wat er van de voormalige bekoorlijkheid
nog over was. En sedert dien tijd werd het lustoord met zorg en
liefde niet alleen onderhouden, maar ook voortdurend verfraaid.
Terwijl de trein op den schoonen, helderen zomermiddag
van Wi r d um naar O u d e s c h o o t met ons voortsnelt, kunnen
wij ons desverkiezende door de herinnering aan wat er geweest
is , op onze wandeling voorbereiden3 als wij te midden door
kreupelboschjes en landwegen afstappen, mögen wij ons verbinden
in wat er nog is. Den voet in ’t Oranjewoud zelf hebben
wij echter nog niet gezet.
De bosschen, die ter linkerzijde van den spoorweg tegenover
het eenvoudig stationsgebouw Jiggen, behooren tot het landgoed
J a g t l u s t , waarvan het huis thans gesloopt en het plantsoen
verwilderd is. De landstreek is er niet minder schilderachtig door
geworden. Längs wildgroeijende hagen en verwaarloosde witte
hekken, die een groote weide insluiten, loopt de grintweg. Op
die weide staan groote boomgroepen of enkele stammen, van
het vroegere digte geboomte gespaard. Oude, met mos begroeide
walvischribben, spookachtige overblijfsels uit een’ tijd van wel-
vaart en weelde, staan hier en daar geplant. Een gordel van
krachtig en onbelemmerd wassend hout. omringt het ruime gras-
veld en overigens omzoomen akkermaalsboschjes en eikenlanen
den landelijken weg. Op eenigen afstand steekt het spitsje van
Oudeschoot boven het houtgewas uit.
Ter plaatse van het latere J a g t l u s t , van wiens eertijds aan-
zienlijke en gastvrije gebouwen alleen een boerenhuis over is, lag
in de vorige eeuw een buitenverblijf, onder den naam van zijn’
eigenaar B o u r i c i u s bekend en iets verder naar het Z. 0. vond
men de schans, die in 1622 een sterke troepenafdeeling van het
Spaansche leger het verder doordringen in Friesland belette. Yan
het S c h o ot e r co nve nt , een klooster der Duitsche orde,- in
1299 voor adellijke jufferen gesticht en later door priesters en
dienstbroeders onder een’ kommandeur bewoond, schijnt niets meer
te bestaan. Maar een deel der landstreek, waardoor thans de
spoorbaan loopt, heeft welligt den ouden naam van de Kom-
m a n d e r i j - a k k e r s nog niet verloren.
De grintweg, die van de Lemme r komt, brengt ons op
den grooten straatweg van Heerenveen naar Zwolle. Op den hoek
naar de zijde van Heerenveen blinkt het fraaije witte huis van
He r ema s t a t e tusschen elzenhagen en donkere sparren, met
de van hoog hout overschaduwde boerderij er nevens. Naar den
kant van Oudeschoot rijst een kleine heuvel, die een’ rustieken
koepel draagt, uit het bosch van J a g t l u s t op. ’t Is van die
hoogte een liefelijk gezigt op de bosschen, weiden en akkers en
op het dorpje met'-zijn’ kerktoren en huizen. Längs den straatweg
groeijen eiken en elzen. Bouwvelden, waarop thans veel te
laat in den tijd door de aanhoudende regens! — de schoven nog
staan, worden door hakhout afgewisseld. Het hooge hout van
’t Oranjewoud vertoont zieh boven de velden en de lagere boschjes.
Oudeschoot zelf, de plaats waaruit het vefmaarde geslachtder
hooggeleerde S c h o t a n u s s e n afkomstig is, is een net dorp,
grootendeels längs den straatweg gebouwd. Een zijweg voert van
hier, voorbij de op een hoogte gelegen en van krachtige iepen
omringde kerk naar /¿het Woud” . ’t Is een vrolijke weg, met
eiken beplant en met het gezigt over de frische gröene weiden
naar de boschrijke streken van’t e r I d s e r d , Ol d e h o l t p a d e
en W o 1 v e g a. Aanvankelijk is ’t een straatweg, maar als wij dien
Melden misten wij ons doel. Spoedig slaan wij den grintweg in,
längs de buitenplaats Yeenwi jk, met zijn somber roodsteenen
huis, een tweede Yeenwi jk 'en zelfs nog een derde van dien
naam, allen uitziende op de läge landen en de verre bosschen,
terwijl kloeke eiken hun breede takken uitbreiden over het zand-
spoor, waarin de grintweg overging, niet tot schade van het
landschap, dat meer het karakter van een bosch begint aan te
nemen.
Den zoom van het „Woud” hebben wij nu nevens ons. Witte