brandnetels op, maar het mos, dat zijn stroeve zijden bekleedt en het
net van vioöltjes, dat rijk en krachtig neerhangt längs de muren
en de blaauwe hemel, die door de open venstergaten straalt, zij
geven den somberen middeleeuwschen reus een vriendelijk voor-
komen. En zoo helder blinkt het riviertje, dat aan drio zijden
de burgstede omringt, zoo vrolijk weerkaatst zijn Spiegel de groene
gras- en rietpollen, waärdoor het zijn’ weg baant, zoo verkwik-
kend is het lommer der eiken, die beschermend hun forsche tak-
ken uitbreiden over den dartelen stroom, zoo rüstig en kalm is
het vrnchtbare landschap met zijn weiden en akkers, door de spoor-
baan als van de wereld afgezonderd, dat wij van onzen leidsman
niet scheiden zonder een woord van dank ,' dat hij ons dit ver-
geten en verborgen plekje heeft leeren kennen.
Onze kastelein keert naar Swalmen terug, wij zoeken door de
velden en over de bouwlanden den weg naar Asselt. De groote
pachthoeve met haar bassecour en poort, met haar groepen van
eiken, wilgen en peppels, gaan wij voorbij. Op de akkers is alles
leven en beweging. De zware kar met rpgge schokt door het hob-
behg spoor. De maaijers zijn op het veld, de schoven worden
opgezet, de wagens met den oogst beladen. De paarsche bloem
van de klaver en de witte boekweit wisselt het geel der rogge-
velden af. Ginds is een aantal vrouwen op een lange rei met
het wieden .van een’ wortelakker bezig. Ruim is het uitzigt van
de hoogvlakte. De torens van Roermond .blinken in de zon. De
lange lijn der boumen längs den straatweg teekent zieh scherp
tegen de heldere lucht. Van verre zien wij vöör ons de spoor-
wegbrug, die de Maas overspant, om An twe r p e n aan Gl a d bach
te verbinden. En als wij straks tusschen een tweetal kloeke,
hooggelegen hofsteden zijn door gegaan, dan stroomt beneden ons
aan den voet van den heuvel de statige Maas in kalme majesteit.
t Is warm op de vlakte en aanlokkend is het lommer van den
eerwaardigen notenboom bij de pachthoeve. Niet onwelkom is het
EEN LIEPELIJKE RUSTPLAATS. 19
ons, dat de boer ook bereid is, een glas bier te tappen, ’t Zit
er heerlijk in de schaduw en het uitzigt is er bekoorlijk. Wij over-
zien er een uitgebreide en vruchtbare landstreek aan de overzijde
der rivier, — uiterwaarden met wilgen en peppels, boschjes en
lanen, bouwvelden en hoeven en kerktorens, de fantastische
spoorbrug, waarover de trein met haar witte dampwolken snelt.
Aan deze zijde daalt de roode leemweg met diepe sporen af naar
den stroom, om zieh te vereenigen met den weg längs het breede
water, — wat verder een frissche groene weide, met boomgroe-
pen versierd, — wat verder nog het torentje van Asselt, in het
hout,, verder nog Roermond, boven boschjes en heuvels, en
m ’t verschiet de golvende lijnen van blaauwe bergen. Wij hebben
hier een begeerlijke rustplaats gevonden!
De kinders der hoeve, met die van den buurman speiend
onder den boom, gapen met verbazing de vreemdelingen aan —
zij zien er hier niet velen. - - De bejaarde grootmoeder is in
verrukking over het nieuwe, dat zij in ’t sinds jaren zoo welbekende
landschap door onze binocle te zien krijgt. Van een zeer
fraai altaarstuk in de Asseltsche kerk spreekt ons de zoon des
huizes. Wij voor ons rekenen er nog wel niet op, dat wij zijn
ingenomenheid zullen deelen, maar niets belet ons, onderweg een
kijkje m de kerk te nemen. Zelf zal hij meegaan, om den sleutel
te halen.
Längs de rivier, die ’s winters den weg overstroomt en ook
thans nog in de weiden aan haar oevers groote plassen en poelen
achterliet, aan den voet der steile, fraai begroeide hoogte, in
schaduw van eiken, populieren en wilgen, voorbij boomgaarden
en turnen en verstrooide huizen, komen wij na een kleine, aan-
gename wandeling bij het hooggelegen kerkje op het lindenplein.
Regt loopt de muur van het kerkhof af naar het weiland beneden
ons Thans is de rivier een eind weegs van dezen vooruitsprin-
genden heuvel verwijderd, maar indertijd moet hij onmiddellijk
tings de helhng hebben geslroomd. Er waren althaus in Asselt
wee riviertollen — die van den voogd van Roermond en van
en Heer van Asselt, later onder Hillenraad behoorende en