bouwd. ’t Is niet zeer groot noch zeer aanzienlijk, maar men
vindt er fraaije gezigten op den boschrijken berg, waartegen
het edele huis inet zijn grijsgeele muren en ziju statige terrassen
krachtig uitkomt. Ook is er een oude kerk eri een aan arbeiders
en ambtenaars verhuurd kasteel. Dit slot Ha r f f is vooral ver-
maard als de woonstede van den geduchten G u y -d e M o n t -
p e r t h i n g e n , den „tyrau van Luik” . Al is zijn voormalige luis-
ter ganseh vergaan en al werd er vrij wat verbouwd en vernieuwd,
zijn poort, zijn ronde toren, waarin nog een antieke schoorsteen-
mantel met het wapen van Heer Guy is bewaard gebleven, zijn
ruim binnenplein en zijn dikke muren, zijn nog herinneringen
aan de dagen, toen het de zetel was van een adellijk geslacht
en uit den tijd, toen He n d r i k Ca s imi r de verstärkte hoeve had
opgenomen onder de werken, die het ten deele onder water ge-
zette Jekerdal tegen het Spaansche leger moesten dekken, ter-
wijl hij zelf Maastricht aan deze zijde insloot. lets eigenaardigs
merken wij op, terwijl wij het oude gebouw rondwandelen. Tegen
den achtergevel, naar den tuin gekeerd, blijkbaar vroeger eene
open galerij, hangt een soort van kooi van houten latwerk. Lief-
hebbers der beroemde Limburger kaas kunnen hier zien, hoe
dit product,. geruimen tijd aan de lucht bloot gesteld, zijn hoog-
geschatte geur verkrijgt.
Nu gaan wij den Pietersberg op, längs de grens, nu eens
op Nederlandsch, dan weer op Belgisch terrein. Te midden der
korenvelden, waarmede de berg is bedekt, doet niets ons denken
aan de wonderen en geheimen daar binnen. Wij bemerken
er niets van, dat wij wandelen boven al die duizenden elkaiider
kruisende gangen, en ongelukkige verdoolden zouden er hun’ bangen
doodstrijd kunnen strijden, zonder dat hun angstkreten tot
ons doordrongen, evenmin als wij iets bespeuren van de vrolijke
liederen, welligt aangeheven door een lustig reisgezelschap, dat
de gidsen met hun walmende fakkels door de duistere gewelven
völgt. Toch is er eenige gemeenschap met die verborgen wereld.
Daar steekt een klein boschje boven de bouwakkers uit.' Wees
voorzigtig. Nader het niet te digt, om er een oogenblik lummer
te zoeken 1- Daar is een verraderlijke diepte, een gapende afgrond,
onder het loof verborgen, ’t Is een der instortingen, die hier
niet zeldzaam zijn, waar het houweel van den bergwerker te veel
heeft weggenomen. Waren wij digter bij het fort St. P i e t e r ,
dan zouden wij het kunnen houden voor een ga t, door het Fransche
buskruit bij ’t beleg van 1794 geslagen, toen in de groeven onder
het fort de dood en verderf brengende mijnen waren aangelegd.
Al ligt ook het kasteel Ca e s t e r t niet op vaderlandschen
grond, nu wij zoozeer in de nabijheid zijn, is de verzoeking te
groot, om even een’ blik te slaan in- de rijk en smaakvol aan-
gelegde tuinen en op het prächtige, in Gothischen stijl herbouwde
slot, dan dat wij niet nog een weinig ter zijde zoüden afwijken.
En van het terras voor het schoone gebouw genieten wij een
heerlijk uitzigt. Daar beneden stroomt de Maas. De vruchtbare
vlakte aan den overkant, waar E y sd e n, Gr onsve ld, Ryck-
hol t , He u ge in liggen, is afgesloten door den heuvelrug, waar-
over vroeger ons pad ons leidde. Het.golvende.bergplateau strekt
zieh tot op verren afstand uit en tusschen de begroeide hoogten
en de vruchtbare oevers slingert zieh de fiere stroom. ?t Is een
uitzigj!| niet minder schoon dan zieh opent aan den voet van
de grijze steenbrokken van L i c h t e n b e r g , en nog stouter en
woester is de steile weg, die van hier längs de witte en blaauwe
rotsbrokken afdaalt. De paarden der kasteelhoeve, die beneden
in het kanaal worden gedrenkt, zullen met dit pad wel niet
zeer ingenomen zijn, maar ons wandelaars verschaff, het een over-
vloedig genot. En als wij beneden zijn aangekomen, dan is wel
de zijde van den weg, waar längs het regte kanaal met zijn
sluizen in rüstige rust voortloopt, minder belangwekkend, omdat
de rivier ten deele door den dijk aan ons oog is onttrokken en
de vlakke oever aan den overkant van hier niet veel opmerke-
lijks aanbiedt, maar de hooge, regte, trotsche kanten van den
berg, soms begroeid tot den top, soms alleen de norsche wanden
van mergelsteen vertoonend, geven ons genoeg te zien, om
onze aandacht voortdurend te boeijen. Sterker dan wij zouden
verwachten, is hier de scheiding tusschen de talen der beide