158 EBN ONQELUKSDAG.
Schilder behoeft immers niet met angstvallige naauwkeurigheid
alles weer te geven, wat. misschien op dat oogenblik het gelaat,
dat hij afbeeldt, ontsiert,. Iiij heeft het op het doek te brengen,
zooals het doorgaans is. Te beter zal hij het doen, naarmate hij
het beter kent en het tijdelijk gebrek, de voorbijgaande uitdruk-
king, vari het wezenlijke in de trekken weet te onderscheiden.
Wat schaadt het, of wij toevallig eenig welbekend landschap zagen
,onder een’ somberen hemel, of ontdäan van zijn’ zomerdosch!
Dat is het wezenlijke niet en een weinig herinnering, een weinig
fantasie is voldoende, om het te brengen onder het licht, waarin
wij ’t het liefste zien. -— Vader Lichtknecht zal ons blijven
vergezellen. Bij voorkeur zullen wij het verbindende, het opwek-
kende, het boeijende, het schoone overal en in alles blijven zoeken
en opmerken. Maar een enkele maal mag wel eens verhaald worden
van een’ nagenoeg mislukten togt, van een’ bijna hopeloos verloren
dag. Zij behooren ook tot de reisavonturen, waarop een
wandelaar zieh heeft voortebereiden.
Heerlijke dagen hadden wij doorgebracht in h e t Gooi . Het
plan tot een’ nieuwen togt is in hoofdzaak vastgesteld. Op weg
naar Limburg willen wij eenige bezienswaardige gedeelten van
N. -Brabant bezoeken. Een vroege trein zal ons van Hi lv pr -
sum brengen naar U tr e c h t . Daar vinden wij de aansluiting naar
d en Bosch. Voorts zullen wij over Vu g h t naar Boxtel wandelen
en hebben wij den tijd, dan gaan wij over H a a r en naar
Oi s t e rwi j k om. naar gelang van omstandighedeu, daar een’
dag te vertoeven of wel naar E in d h o v e n te vertrekken. Tijdig
zijn wij te Hilversum aan het drukke station. De lucht dreigt
met regen, maar ’t is zomer en de voorteekens zijn niet ongunstig.
De tijd, waarop onze trein uit de hoofdstad moet aankomen, is
daar. Maar de trein zelf is er nog niet. De minuten rekken zieh
uit tot een kwartier, tot een half uur. Het exemplaar; der ver-
maarde honten borden, dat het station Hilversum versiert, om te
verkondigen . m. te laat , „dat de trein u i t . . . . vermoedelijk
zal aankomen ” blijft in de nooit gestoorde rust Met plegtg
olndoenlijkheid zet de wijzer der M M M «
voort Ongeduld en spanning beginnen zieh e
M en in d . 1 B I M K I
eindeliik klinkt het lang verbeide sein. De stoomflmt 0
oprverscheurend, alsof de trein op z i j n ’ t i j d kwarn maai vo
ons is t welkome muziek. Onverschillig rijdt de lange
I station binnen. Nu haastig uitgestegen en haastig mgestapt
toch wel te bemerken, dat de trein te laat kwam, wan met
dubbele hevigheid worden de portieren digtges agen. oo
het naar Utrecht. R iuist
De aansluiting is gemist. De trem naar den
vertrokken De berekening faalt. Een dnetal uren van den dag l— i Digter H
I nanr een' ongnnstigen hoek gektompe». De W B
geneigd den strijd op te geven. Zeldzamer worden de oogen
blikken , » hoop. D»,r b.gint de voehtig. motreg.n, stmk. gnolg^
door gure slagregens bij aanwakkerenden . •
U wa” htens te UtrecM zijn voorbij. De trein verlaat het station
van den Ooster-spoorweg. Halt bij „de forten” . Uitstappen meen
woestijn, waar de wind giert en de regen snerpt. Wederom wachten
Daar Lm t de trein van 1 station van den Rip-spoorweg, di ons
opnemen moet. De coupd’s zijn nagenoeg allen ¡ B f f l B l
de wagens. „V66r is nog plaats,” zegt een conducteur. „Achtens
— lerklaart een ander. Ten laatste zinken w, weg usschen
Twee dikke passagiers, die ons even hartelijk ver wenschen, als
wij ’t hen doen. Voorwaarts. Langzamerhand zakken W^ ° P °“
p]aats Als de rit lang duurde, zouden wi, welligt ook a,lle g
Ph1e t gebruik onzer ,l ed. emat, en t. erug Vkrrqürgrepnn . LHaannggee dwarsstrejpen
en biggelende droppels op de glazen toonen ons, dat de regen
nog niets is verminderd en als aan de tusschenstations de porslaat
de witte damp der locomotief op de velden
bare landstreek, die wij door snellen , ziet er droevig uit. De fraaije