ging bij den vorstelijken nabuur achtel1, in oudheid en in belang-
rijkheid behoeft het voor weinig Limburgsche kasteelen te wijken.
Een weinig bezijden den weg, die de beide voormalige vnje
heerlijkheden Witthem en Wijlre verbindt, ligt Car t i ls. Ook
dit was een vrije heerlijkheid, die alleen den keizer als opper-
heer erkende, maar van zeer geringen omvang. Behalve het slot
behoorden er slechts een paar hoeven en woningen onder. Heeren
van Cartils komen sedert het midden der 13de eeuw in de oor-
konden voor. In ’< begin der 14äe eeuw nam een hunner den
naam zijner moeder aan, en in het edele, sedert omstreeks 1640
grafelijke, geslacht Ho e n van C a rt i l s bleef de heerlijkheid,
totdat zij door erfenis aan den graaf de L i e d e r k e r k e kwam.
Hoe klein ook, bezorgde zij aan de omliggende landstreken vnj
wat overlast. Fier op haar onafhankelijkheid, duldde zij geen
dienaars van vreemde Heeren op haar grondgebied en zij werd
een begeerlijk toevlugtsoord voor allerlei landloopers en Heidens,
die van hier uit des nachts op hun rooftogten uitgingen. Ver-
moedelijk werkten ook vrees voor weerwraak en gevoel van
onvermogen er toe mede, om de gasten te beschermen, die men
niet weeren kon. Dat de Fransche heerschappij aan dergelijke
misbruiken een einde maakte, toen zij de souvereiniteit van al
die kleine potentaten vernietigde, kon in het belang van veilig-
heid en gelijkheid van regtsbedeeling in geenen deele worden
betreurd! Het kasteel Cartils is een gewoon wit huis, met een
klein achtkantig torentje- aan een’ der hoeken, door een gracht
omringd en in een tamelijk verwilderd plantsoen gelegen. Een
poort met klokvormig dak, aan de bouwhoeve tegenover het
huis verbonden, herinnert nog eenigermate aan de vroegere sterkte
van het gebouw.
Na een wandeling van een half uur zijn wij in Wijlre terug.
Wij maken nu ook kennis met het deel van het dorp, dat wij
nog niet bezochten. Inmiddels is de avond gedaald. De koeijen
komen van de weide terug en zoeken den welbekenden stal. De
arbeiders keeren huiswaarts van den akker. Daar is een gezel-
lige drukte op straat, straks weer door de stilte- van den nacht
vervangen. Tegen betaling van een cent wordt ons het hek tot
een binnenpad over een boerenerve ontsloten en in het eenvou-
dige stationsgebouw verbeiden wij den trein, die ons naar Valken-
burg brengt.
Aan zijn rotsen dankt Limburg zijn voor ons land eigenaardig
voorkomen, zijn stoute .en afwisselende landschappen, zijn ruime
vergezigten. Maar aan diezelfde rotsen dankt het ook een deel
van zijn welvaart — niet alleen, omdat op de hoogvlakten en
längs de hellingen bosschen en vruchtbare graanakkers zieh uit-
strekken, maar ook en vooral, omdat nog steeds uit de diepe,
geheimzinnige mergelgroeven de Steen wordt gebroken, die hon-
derden brood geeft en omdat ook hier de
zw a r te d iam a n t d e r m ijn
wordt gedolven, die ,/van beschavings tempelsteenen hoofd- en
hoeksteen” is.
Bij Kerkrade, nagenoeg op de Duitsche grenzen, zijn twee
steenkolenmijnen in volle werking en de gelegenheid, om op
vaderlandschen grond zulk een merkwaardige groeve te leeren
kennen, mag waarlijk niet worden verzuimd! "Volgens onderzoe-
kingen en boringen is Limburg ver van arm aan de kostbare
grondstof, wier beteekenis voor het leven der kinderen van onzen
tijd naanwelijks te hoog kan worden geschah Welligt zijn er in
gansch Zuid-Limburg, tot Venlo toe, kolenlagen te vinden, maar
zeker is het, dat de landstreek tusschen de grens en de dorpen
Kl i mme n en Wi j n a n d s r a d e belangrijke steenkoolbeddingen
bevat. Meer dan een concessie tot ontginning van mijnen is dan
ook reeds gegeven, al hebben tot dusver de groote kosten, aan
de inrigting der benoodigde werken verbonden, in verband met
de gedrukte prijzen en enkele andere ongunstige omstandigheden ,
de exploitatie nog tegengehouden. Alleen in het gehucht Ham
op de Speckholzerheide wordt tegenwoordig in het mijnveld Wil