1 1 v>ii ¡§
•• ’■- r i-.t -i u t k u 1 1 , r -i w- r
vBr'tR; , , >-SFt i r i j i ; , rÜG 5EPG
y . . ■ p t a r s ^ i T A s
I» ' !>i>.."3 " tiT O M * :V.Üi
BEN TREFFEND KUNSTWERK. 135
van den ingang hangen een paar niet al te goed zigtbare portretten
van den stichter der kerk en zijn huisvrouw. Maar dit
een en ander is toch niet het belangrijkste, wat er te zien en
te bewonderen is. Dat vinden wij in de kapel ter linkerzijde. En
dat zou alleen reeds een wandeling naar Rijsenburg waard zijn.
Sedert het jaar 1863 prijkt hier een wonderschoon beeldhouw-
werk van den Belgischen kunstenaar Dn c as a , door den toen-
maligen eigenaar van Rijsenburg, Jhr. v an Ry c k e v o r s e l , ge-
wijd aan de nagedachtenis der dooden, die in den grafkelder
daaronder rüsten, — de stichters van de kerk en bij hun leven
voortdurend de weldoeners der gemeente. Op de trappen van het
grafmonument van grijs marmer, dat een opschrift draagt en de
wapenschilden van P i e t e r .Jodocus van Oos t huy se , gest.
1818, en Ma gd al e n a I da de J o n g h , die hem tot- 1846 over-
leefde, is een heerlijk vrouwenbeeld van smetteloos wit marmer
gezeten. Haar linkerarm rust op het wapen der heerlijkheid; met
de regterhand legt zij een’ krans op de zerk aan haar voeten.
Men lang gewaad, dat het hoofd omhult, golft in breede plooijen
längs de slanke, reine gestalte. Het schoone gelaat, vol liefde en
weemoed, heeft een onuitsprekelijke bekoorlijkheid. Door het zacht
rood gekleurde venster valt op de maagdelijke figuur een licht,
dat leven schijnt te geven aan den fijnen, witten steeii, zoo krach-
tig uitkomend tegen de wanden der kapel, in donkeren, ernstigen
toon gehouden. Terwijl wij daar staan voor het ijzeren traliehek
is het ons, of er een vriendelijke glimlach komt om den mond,
of er beweging komt in de teedere hand, of de plooijen van het
gewaad niet meer van marmer gebeiteld zijn. Wij verwachten
bijna, haar den krans te zien neerleggen en haar, als dit werk
der dankbaarheid is volbragt, te zien opstaan en heengaan uit
de sombere kapel, om in de hutten der armen , aan ziekbed of
sterfbed, iets te gaan brengen van den vrede die in haar is. En
als zij ons voorbij zweefde, wij zouden plaats maken met eer-
biedigen groet. j— Maar zij blijft, en wij rnkken ons los van
het onbeschrijfelijk aantrekkelijk. kunstwerk, met een herinnering