mos eu gras, waarop in smaakvolle groepen prächtige dennen
prijken en die in sierlijke lijnen door rijzend en dalend geboomte
zijn omzoomd. So ms alleen staande stammen, met korstmos be-
dekt of met den grijsgroenen heerebaard omhangeii. Soms een
aantal bijeen gesc.haarde woudreuzen van grilligen vorm, met een’-
mantel van klimop tot in den t.op of van wilde kamperfoelieranken
omstrengeld. Soms kreupelhout, de valleijen vullend met de fijne
tinten van hun jong gebladert. Nu eens een bodem, bruin van
het afgevallen loof, dan een grond met donzig mos of veelkleu-
rige grasbloemen. Wegen en paden zijn er niet veßl en Zoo zij
er al zijn, wij bekommeren er ons niet om. Als wij de rigting
maar in gedachten houden, dan zwerven wij in volle vrijheid
om door het heerlijke duinbosch, zoo rijk aan schilderacht.ige
partijen, waarin vooral de dennen van opmerkelijke schoonheid zijn,
maar waarin wij bovendien zooveel vinden, wat ons langen tijd —-
en toch nog altijd te kort IjS- in dezen woudtempel boeit. ’t.Is
stil in het bosch. Alleen het gezang der vogels klinkt er, met
het mischen van de lentekoelte vermengd. Een enkele haas springt
op voor onzen voet en verbergt zieh in het kreupelhout, maar
hij overhaast zieh niet. Hij is blijkbaar te weinig verontrust. geworden,
om schuw te zijn. Keukenhof is niet gansch onbekend
in den lande, maar het trekt toch op verre na zooveel bezoekers
niet, als ’t wel zou verdienen. Door zijn prächtig, wild golvend
terrein en zijn uitnemend schoon geboomte heeft dit gedeelte van
het landgoed iets eigenaardigs, dat in die mate zelfs bij de hoog-
geroemde buitens bij Haarlem niet wordt gevonden.
Niet ver van een met berken begroeide dalkom, aan wier
helling de dikke witte knoppen der populieren als zilveren sieraden
op den donkergroenen mantel der sparren blinken, hebben wij
den zoom van het wilde bosch bereikt.. Voor ons, aan de over-
zijde van een weiland, staan in lange rei de rasters, die het park
bij het huis omringen. Zij zeggen ons, dat wij het meer aangelegde
gedeelte van het landgoed zijn genaderd en wij bereiden
ons er op voor, dat wij dus andere tafereelen hebben te verwachten.
Het digte hout van opmerkelijke hoogte achter de houten
palissaden belooft ons nieuwe schoonheden en wij behoeven niet
te vreezen, dat het staketsei ons onverbiddelijk den toegang zal
afsluiten. De plaats Staat open en zelfs rijtuigen kunnen gebruik
maken van den breeden grintweg längs het huis. Alleen wordt
verzocht vstapvoets te rijden.” ’t Zou ook jammer zijn, zieh hier
te haasten. Er is heerlijk hout op de plaats, vorstelijk is de aan-
leg en fraaije gezigten zijn er in menigte. Reeds bij het inrijhek
trekt een prächtige, zware populier onze aandacht. En zijn wij
de boerderij met haar hooiberg, schilderachtig in ’t geboomte
gelegen, voorbij, dan vinden wij een groep hooge sparren en een
rei van statige linden ; over wier trotsche kruinen reeds menig
jaar is heen gegaan. Eene ontbreekt er in de re i, maar uit haar’
wortel spruiten tal van loten op. Voor het huis is een smaakvolle
aanleg met rhododendrons, cipressen en ander altijd groen gewas,
aan drie zijden door donkere bosschen ingesloten. Het huis zelf
is in de. laatste jaren vernieuwd en gerestaureerd. In het front
heeft het een’ hoogen Vierkanten toren en een’ ronden hoektoren.
De zijgevels prijken met begroeide balkons en aan de eene zijde
is een met klimplanten rijk behängen steenen veranda, die een
heerlijk uitzigt heeft op. den rijweg en, tusschen hooge boom-
stammeri heen, op een ver verschiet. De achtergevel heeft grooten-
deels een antieker voorkomen door zijn kruisramen en zijn ver-
weerde muren. De ronde torens aan de hoeken zijn daarentegen
blijkbaar van nieuwe dagteekening. ’t Geheei is een groöt, deftig
gebouw, dat alleen nog eenige wijding door den tijd noodig heeft.
De kleur van den steen is nog niet in overeenstemming met zijn
middeleeuwsche vormen. Een oud adellijk goed is Ke u k e n h o f
ook niet. Zijn min of meer zonderlinge en weinig dichterlijke
naam herinnert aan den tijd, toen een wilde duinstreek, als h e t
K e u k e n d u i n van T e y 1 i n g e n bekend, zieh tusschen Hille-
gom en Voorhout achter de dorpen Lisse en Sassenheim uitstrekte.
’t, Was dorre zandige wildernis, die door helmbeplanting metmoeite