P. A'S c h ip p e ru s .d e ll ith -
mfrÖtröö^p.
Liuiklimil &C° denHa aS,
NAAR ’T KASTEEL. 9
Duitsche ordesgeestelijken, op zijn’ bodem gevestigd, maar als
vreemdelingen verkeerend in zijn land.
Welk voordeel — stoffelijk en zedelijk — die van Tegelen,
evenals alle grensdorpen in het Oosten des lands, mögen trekken uit
den smokkelhandel, die door de hooge invoerregten in Pruisen
een bijzondere levendigheid kan hebben verkregem, dat behoort
tot de geheimenissen, waarin ’t den wandelaar niet gegeven is
in te .zien en waaromtrent hij zieh bescheidenlijk van gissingen
onthoudt.
Om naar het kasteel te komen, moeten wij den straatweg
verlaten en den grintweg volgen, die door een zijstraat van het
dorp naar het Station leidt en voorts door een niet onaardig heu-
velachtig landschap loopt. Bouwland en boschjes wisselen elkander
af en hier en daar ligt eeri tichelwerk of een boerenwoning.
’t Kasteel ligt in de laagte, door hoog hout ingesloten, en een
fraaije laan van notenboomen prijkt aan den voet van den tamelijk
hoogen en steil afloopenden heuvel. Van hier zien wij de achter-
zijde, met twee vleugejs en een’ der hoektorens, half verborgen
door het groen van den tuin. Ook een gedeelte der nevenge-
bouwen, met Iran Vierkante • torens en donkere muren, komt
tusschen het geboomte uit, terwijl achter en nevens het huis een
zeer groote vijver zieh uitstrekt. Aan het einde van dien vijver,
digt bij den dwarsweg, waarheen wij zijn afgedaald, spiegelt zieh
een goed onderhouden, groen geverwde watermolen in het hel-
dere nat. Weiden en boomgaarden vullen de ruimte tusschen het
kasteel en den molen.
Hoe heet het kasteel ? „Hol tmühl e' ”. zegt, de een —- „ en
ten onregte wordt het ook G la s en a p genoemd.” „Neen” — be-
weert de ander —- „’t heet Glasenap. Hol tmühle is de naam
van den molen.” Dit laat zieh hooren. Maar de Heeren , wien
het goed oudtijds behoorde, noemden zieh v an Ho l tmü h l e ,
terwijl eerst op het eind der vorige eeuw een baronesse von