treurig lot hadden. Maar ook menig ander kind vond reeds door
de tusschenkomst der Maatschappij een liefderijke verpleging in
een vriendelijk tehuis. Werd bij de oprigting der Maatschappij
wel eens gevreesd, dat het moeijelijk zou vallen, genoeg
geschikte gezinnen te vinden en dat vooral baatzucht zou voor-
zitten bij hen, die zieh daartoe aanboden, die vrees werd tot
nog toe beschaamd. Nog nooit heeft het aan bereidwillige ver-
plegers ontbroken en het bleek menigmaal, hoe hecht de band
tusschen verzorgers en hinderen werd. Wij zien er ook te Hatert
de ongezochte bewijzen van. De wijze, waarop de Maatschappij
haar taak opvat, maakt het mogelijk, haar zorgen over zeer onder-
scheidene kinderen uittestrekken. Zij behoeft zieh niet te beperken
tot weezen eener bepaalde godsdienstige gezindte, maar weet heil
te plaatsen bij personen van hunne eigene belijdenis. Zij kan ook
rekening houden met den maatschappelijken stand en de ver-
moedelijke toekomst der kinderen en- dienovereenkomstig de
eischen der opvoeding regelen. Het Doorg a n g s h u i s , sedert
October 1880 op het reeds vroeger door ons bezochte landgoed
Z a n d b e r g e n bij Amersfoort geopend, geeft gelegenheid, de
nieuw aangekomenen gedurende eenigen tijd gadeteslaan en zooveel
mogelijk naar de verschillende behoeften van lichaamsgestel,
karakter en bestemming de plaats der opvoeding te kiezen. Over
’t algemeen waren de, vruchten van dit stelsel tot nog toe ver-
blijdend. In het jaar 1880 klom het getal verpleegden tot 114,
voor wie deels door voogden, deels door armbesturen, deels door
den Staat de hulp der Maatschappij was ingeroepen. In de kosten
der verpleging, ten bedrage van f 9150,34, droeg zij de som
van / 2224,24, aldus stoffelijken steurt met zedelijke hulp verbindend.
Wij kiezen geen partij in de vraag: w a t b e t e r is,
o pv o e d i n g in een g e s t i c h t — natuurlijk in een goed ge-
sticht — of in h e t huj sgezin? Maar wij verblijden ons, dat
ook deze proef genomen wordt. En een groot voordeel schijnt
er zeker aan verbonden. De kinderen, opgevoed in een gezin,
waartoe zij door hun’ stand behooren, leeren deelen in de zorgen ,
den strijd, het lief en leed der kringen, waarin zij zelven eenmaal
zullen leven. Zelfs al worden in de groote inrigtingen de bezwa-
ren, aan de zamenwoning van een groot aantal kinderen verbonden
, zoo goed mogelijk vermeden, de verpleegden daar raken
er aan gewoon, dat voor hen wordt gezorgd. Zij vinden als van
zelf het noodige, hun bed gepreid, hun’ disch bereid. In het
gezin leeren zij beter, wat het in heeft, met eere het dagelijksch
brood te winnen en het te eten in het zweet zijns aanschijns.
De weg van Hatert naar Nijmegen loopt grootendeels door
een fraaije beukenlaan. Aan beide zijden is ’t bouwland, van
lanen doorsneden, hier en daar met boschjes afgewisseld. Veel
merkwaardigs is er niet te zien. Toch heeft deze streek groote
belangrijkheid voor hen, die het weten dat zij gaan door het
van ouds beruchte Ha t e r t s c h e veld, voor weinig jaren een
onafzienbare heide. Maar — wij zagen ’t heden reeds meer dan
eens —=- de Nijmeegsche gemeenteraad heeft moed en energie. Hij
gaf den ganschen woesten, maar niet onvruchtbaren grond bij
gedeelten in erfpacht u it, maakte overal goede wegen, plantte
met zorg dennen en beuken. En zie nu eens wat van de wildernis
is geworden ! Daar is geen stuksken heide meer, en terwijl menigeen
er wel bij vaart, wordt de landstreek op den duur voor de stad
een kostbare bezitting, die ruimschoots ’t aan haar bestede geld
zal teruggeven..
’t Is nog vroeg genoeg, om ons den omweg te veroorloven
door het J o n k e r s b o s c h , die ons meer afwisseling aanbiedt dan
de groote weg. Wij hebben er fraaije gezigten op Hatert, met
zijn kerktorentje en zijn witte kapel, vriendelijk tusschen koren-
akkers en boschjes gelegen, en op het hooge, donkere hout van
de Wi n k e l s t e e g en Hül s en, ’t Is een liefelijk pad door het
bosch; menig groene laan of zandig spoor leidt er door heen,
vrolijk speien de laatste glanzen der avondzon op de takken en
stammen, op paden en grond, en gloeijend rood tintelt in de
verte, waar een opening i n ’frgeboomte een’ blik naar het Westen