beeldingen van het zelfde huis uit verschillende tijden mogelijk
is, leert die in den regel, dat de voormalige luister grootendeels
is verloren gegaan en van de vroeger zoo groote en prächtige
gebouwen slechts tainelijk ^naanzienlijke woonhuizen zijn gespaard.
In den aanvang onzer eeuw leverden de gansch veranderde om-
standigheden tal van voormalige havezathen aan den slooper over.
Maar toen kwamen beter dagen. De ridderhofsteden hadden
liun tijd gehad, de tijd der buitenplaatsen kwam. Vermögende
patriciers uit de steden kochten de landgoederen, door den adel
verlaten en legden nieuwe lustverblijven aan. De vervallen land-
kasteelen werden hier en daar door meer moderne heerenhuizen
vervangen en het „Engelsch plantsoen” schonk der landstreek
een nieuwe bekoorlijkheid.
Tot beide tijdperken behoort het fraaije landgoed Hoenlo.
Längs statige beukenrijen, korenvelden en akkermaalsboschjes leidt
de grintweg naar Diepenveen naar het deftige huis. De zijgevel
van grijsrooden baksteen vertoont zieh tusschen het hooge hout
van het uitgestrekte bosch, dat met smaakvolle waterpartijen is
versierd. Een frissche weide met vee, door schoone beuken
omringd, vormt den voorgrond. De breede voorgevel is wit
gepleisterd, met grijze pilasters, stoep en frontespies. Een brug
over de heldere buitengracht leidt naar den ingang. Regt tegen-
over het front loopt een lange, regte weg, voor weinige jaren
nog een prächtige laan, maar waarvan thans nog slechts enkele
trotsche boomen bij de brug zijn gespaard. Het witte huis van
Hoenlo is nu reeds van ver, ook van de spoorbaan, zigtbaar,
maar de landstreek verloor aanmerkelijk bij den val der eertijds
te regt vermaarde laan. Een ledigstaand buitenverblijf, met
nieuwerwetsch huis en fraai geboomte, aan de overzijde van
den weg en een overplaats met koepel behooren bij het landgoed,
dat sedert 1801 in het bezit der familie T e d i ng van
Be r k h o u t is geweest.
A l b e r t u s de Hu n l o was een der getuigen toen de bis-
schop in 1230 aan Zwolle stadsregten verleende, en in den loop
der 15äe eeuw komen nog eenige leden van dit geslacht onder
de Overijselsche edelen voor. In de 16a* eeuw was Hoenlo in ’t
bezit der v an La e r ’s gekomen; in de 18«* behoorde het huis
aan de Ha e r s o l t e ’s en aan de Wi j bor g’s. Het eerwaardige
landgoed heeft dus reeds een geschiedenis van minstens 650 jaren
en ’t is nog in voortreffelijken staat, ouderwetsch en deftig, ge-
lijk ’t een buitenverblijf met zulk een verleden betaamt,
De breede, thans open en zonnige grintweg, tusschen van
houtgewas omzoomde weiden en akkers, gaat de spoorbaan over
en slingert dan verder tusschen akkersmaalsbosschen door. gj Is
er eenzaam. en stil. De huizen zijn schaarsch. Slechts hier en
daar ligt een woning in het veld of een enkele boerderij aan
den weg. De havezathe He n g f o r d e n , die in dezen omtrek m
de marke van denzelfden naam heeft gelegen, is sinds lang ge-
sloopt. De grond behoort, blijkens de jagtpalen met de namen
Du mb a r en Vo û t e , thans grootendeels onder de uitgestrekte
landgoederen Ni jendaal en de Haere. Een zandige dwarsweg
zou ons over het grondgebied der laatste buitenplaats binnen
weinig tijds naar het heerenhuis leiden, maar wij moeten het
bezoek, aan de Ha e r e nog wat uitstellen, om met een der
schoonste gedeelten der landstreek te missen. Nog eenmaal kruist de
weg de rails. Boschjes en b o u w l a n d e n wisselen elkander af, weldra
wordt het hout weêr hooger en forscher. Wat fraaije notenboom
prijkt daar met zijn glinsterend groene bladeren bij de nieuwe
boerenhofstede. Wat statige eikenlaan weift haar krachtige tak-
■ ken over den weg. Wat sierlijke boomgroepen zijn in die frissche
weide nevens ons verspreid. Hoe verkwikkend is t gezigt van
het heldere water, dat ons in onze landschappen altijd zoo wel-
kom is. Hoe schilderachtig zijn die wilde dennen, met hun roode
stammen, door het zonlicht getint. Hoe indrukwekkend is het
donkere bosch daar voor ons. En als de weg weêr een van zijn
bevallige bogten heeft gemaakt, dan voert hij ons naar een laan
van prächtige eiken, die den ingang vormt tot den smaakvollen
aanleg van het schoone landgoed Ni jendaal . De plaats zelve
is door een tamelijk breede watering van den weg gescheiden.
Wij zien er heerlijk hout', waaronder bruine beuken van opmerke