komen vroeg genoeg aan, om het bezoek aan de Schierstins, dat
ons niet veel tijd behoeft te kosten, uittebreiden tot een wan-
deling naar het fraaije Vo g e l e n z a n g s t a t e van den baron
v a n He ems t r a bij Vee nkl oos t e r . De laatste trein van
Bui t e n p o s t kan ons dan weer herwaarts brengen, waar wij in
het logement Sc ho o no o rd tegenover ’t Station een zeer goed
nachtverblijf vinden. Wij wagen ’t er op, Leeuwarden te ver-
laten, want wij zijn nu eenmaal in Friesland, om wat te zien
en wij mögen onzen tijd niet ongebruikt laten.
Daar breekt de bni los. Hoe giert de wind, wat stroomt de
regen! ’t Ziet er inderdaad bemoedigend u it! De zomermiddag is
nog lang genoeg, maar dien te moeten dooden in een eenzaam
stations-koffijhuis is waarlijk geen zeer opwekkend vooruitzigt!
Wij zijn echter nu eenmaal in den trein en het stoompaard
holt voort, längs slodten, waarin het water golft, —- längs weiden
, waar de runderen, glimmend van het nat, Iran achterdeel
mistroostig naar den windkant keeren,— längs grintwegen, die
in modderpoelen schijnen herschapen, — längs wilgen en pep-
pels, in den stormwind zieh buigend en wringend „Sr-, längs
huizen, wier daken blinken van den regen. Aan een paar sta-
tions stoppen wij en dan hooren wij het water neerkletteren van
de luifels en uit de goten, en den wind om de gebouwen loeijen.
Straks verdooft weer ’tgeratel van den trein hun geluid, maar
iedere blik naar buiten overtuigt ons, dat de woede der elemen-
ten nog geenszins is bedaard. En mogten wij dat een oogenblik
hebben gehoopt nadat wij op de plaats onzer bestemming waren
uitgestegen, dan zouden wij 't wel anders hebben ondervonden.
Hoe d raven de passagiers over het open pleintje, dat het Station
van het koffijhuis scheidt! Schums gebogen, worstelend met hun
regenscherm, dat onheilspellend klappert en ieder oogenblik dreigt
om te slaan, krampachtig het hoofddeksel vasthoudend, ten deele
belast met bagage, waarvoor zij geen handen genoeg hebben,
zeilen zij naar de veilige wijkplaats. ’t Gebouwtje ziet er vrien-
delijk genoeg uit met zijn läge ramen, zijn balkon en veranda,
zijn bloemen en zijn groene heesters. Maar de bloemen zijn
omgewaaid en de druipnatte heesters buigen in hun bakken; van
het balkon gudsen de waterstralen neer en onder de veranda
blaast de kille luchtstroom. Bij mooi weer is ’t zouder twijfel
hier een aangenaam plekje,: zijn’ naam S c h o o n o o r d niet on-
waard. In deZe geweldige bui schijnt zulk een zomerachtig huis
een bespotting. Daar binnen is ’t althans. droog. De kamers
zijn besteld, de beschikkingen omtrent het maal zijn gemaakt.
Wat nu? De couranten op de tafels zijn gelezen, tot zelfs de
aankondigingen van verkoopingen en de berigten van de kaste-
leihs, die gedenken prijs en premie te laten verharddraven of
verkaatsen. Met belangstelling is de exodus gadegeslagen der
reizigers, die met de snorwagens naar Be r gum of naar Dr agte
n en met de tram naar Dockum moeten. Wat nu verder?
Van een’ togt naar Vo ge l en z an g is geen sprake meer. Het
schoone goed mag met zulk weer niet worden gezien. Dan zouden
wij het onregt aandoen. Gelukkig houdt eindelijk de plas-
regen op en de wind bedaart eenigszins. Een motregentje is wel
niet aangenaam, maar ’t behoeft ons althans niet terug te houden
yan de kleine wandeling naar Veenwouden.
Bij den ingang van het dorp ligt de stins. ’t Is een vierkante
toren met twee verdiepingen en een steil dak, waarop een paar
groote sieraden van gesmeed ijzer prijken. Aan de zijde, naar
de dorpsstraat gekeerd,_ is een breede, läge, ronde deur met
beeiden, en een vrij groot raam. Naast den geheel met klimop
begroeiden toren ligt eemniet zeer aanzienlijk heerenhuis, vijf ramen
breed, met blaauw pannen dak. Een kleine bloemtuin en een
gracht scheiden het huis van de straat. Schilderachtiger vertoont
zieh het gebouw op zijde en van den achterkant, waar de ingang
is. Een kleine laan van iepen längs de gracht leidt naar een hek
tusschen twee schuins toeloopende muren, dat toegang geeft tot
een laan van geschoren linden. In het midden daarvan is aan de
regterhand de ophaalbrug naar het voorplein en aan den anderen
kant een halfrond, waarin een oude, met snijwerk versierde bank
is geplaatst, met het regte middelpad van den ouderwetsch aan-
gelegden tuin. De begroeide gevelspits van het gebouwtje naast