weest, niet zoo ver achter ons, als wij bij een dergelijk verhaal
wel zouden vermoeden. Den IS4™ Nov. 1740 waren droevige en
schandelijke dingen op den bürgt geschied. Terwijl de hooge
baron Ma u r i t s Wi l l e m van K i n s k y met zijn gezin en
zijn gasten aan tafel zat, had zijn oudste zoon Mau r i t s met
bittere verwijten en gruwelijke verwensehingen zijn’ vader aan-
gevallen. Op den degen had hij hem geeischt en buiten de eet-
zaal had hij zelfs zijn rapier tegen hem getrokken, terwijl hij
hem met vloeken en lasteringen overlaadde. In den kerker van
het slot had echter de woesteling zijn misdaad niet geboet, maar
sedert had hij het huis verlaten en als een vagebond had hij
met een Joodsche deerne omgezworven, ja zelfs, zooals’t gerucht
liep, had hij het Joodsche geloof aangenomen. Bij testament werd
deze jonker, die zoozeer zijn geslacht onteerde, door den be-
leedigden en vergramden vader onterfd.
De baronnen van Kinsky bezaten evenwel de rijksheerlijk-
heid Steijn niet alleen. Door vererving en verkoop was de baronie
sinds lang in handen van zeer verschillende geslachten. Reeds vaii
ouds schijnt zij tweeheerig te zijn geweest. De eerste bezitters,
niet onwaarschijnlijk nit de graven van He i n s b e r g gesproten,
Melden de heerlijkheid als een Lo on sc h leen. Een hunner, A rnold
van Steijn, verdreef de kinderen van zijn’ broeder Daniel
wederregtelijk met geweld uit het slot, maar werd zelf door den
leenheer, den bisschop van Ln i k , van zijn regten ontzet. In 't
begin der 15d8 eeuw was een deel der heerlijkheid in ’t bezit
der Heeren van de Merwede, later van de graven van Loon-
Heinsbe rg, en door huwelijk van gravin Ma r i a kwam zij aan
Jan van Nassau, Heer van Breda, terwijl ook Wi l lem van
Brederode, als gehuwd met een dochter der Me rwe d e ’s, er
regten had gehad. De graaf van Nassau verkocht in 1464 de baronie
aan D i r k van Br o n k h o r s t . Sedert bleef zij aan verschillende
familien, die door afkomst of huwelijk met dit edel geslacht waren
verbonden. Donkere en droevige dagen kwamen. He rma n van
Bronkhor st , in 1541 met Steijn beleend en in 1556 overleden,
had vier zonen: Wi l lem, Karel , Di rk en Gi jsbert. De beide
jüngsten stierven den l steI1 Junij 1568 te Brussel op het schavot;
de oudste, Heer van Steijn en Batenburg, betaalde de mislukte
poging om ’t benarde Haarlem te ontzetten, in Julij 1573 met
zijn leven. De laatste der broeders werd in 1580 te Keulen ver-
moord. Toen kwam Steijn aan Karels eenigen zoon Maximi l iaan,
die zieh met den koning van Spanje verzoende en de verbeurd
verklaarde heerlijkheid terug ontving, maar de zoon zijns zwagers,
Boudewi jn van L u x emb u r g , verdreef hem in 1602 van zijn
slot. Na zijn’ dood ontstonden er zware processen tusschen de
Me ro d es en de L u x emb u r g s , waarvan de eersten hun aan-
spraken grondden op hun regten, door het huwelijk van Maxi-
miliaans dochter met Ploris de Merode verkregen. Zoo vinden
wij Steijn na 1677 van tijd tot tijd bewoond door J o a c h i m
Ernst , hertog van Br uns wij k, als echtgenoot eener gravin van
Merode. In 1689 werd de baron van Kinsky, als echtgenoot
van de erfdochter der Luxemburgs, met Steijn beleend. De beide
wapens, die wij in den gevel der poort en in de torenkamer
vonden, herinneren aan het gemeenschappelijk, maar daarom nog
niet vriendschappelijk bezit der beide strijdende familien. In den
loop der vorige eeuw kwam een zesde deel der baronie in handen
van den baron v an der Marek, aan wien een der van Kinsky’s ,
ter betaling zijner schulden, zijn aandeel had verkocht. Maar ook
deze nieuwe mede-eigenaar, die geruimen tijd het kasteel be-
woonde, stak diep in schulden, en na velerlei pogingen om zijn
verwarde zaken te herstellen, trok hij naar Amerika, terwijl zijn
gemalin, een gravin d ’Aspremont -Li jnden, in het klooster ging.
Na een veelbewogen en avontuurlijk leven keerde hij naar Steijn
terug en stierf in 1797 te Maastricht , na zijn regten op de heerlijkheid
aan de gravinne v an Ho l b e r g te hebben verkocht. De
Pransche overheersching hief de heerlijke regten dey rijksbaronie
op. De goederen gingen in andere handen over. Het kasteel viel
in puin. Thans vinden wij er een aanzienlijk buitengoed en een’
indrukwekkenden bouwval. En zijn niet alle herinneringen aan
wat hier is geschied, van verheilenden aard, wie zieh het onder-
zoek van de zeden onzer voorgeslachten ten taak stelt, kan aan