schouwd ! Wij misgunnen den ingezetenen hun paradijs op den
slotberg niet. Wij genieten ten volle de liefelijkheid van den
lentemorgen onder het welig en statig loverdak en zijn bereid
te erkennen, dat het tusschen hooge muren en in sombere ge-
welven stellig niet verkwikkelijker is dan in de frissche Tucht
op den lommerrijken heuvel. Toch is zelfs het vele, dat ons hier
geboden wordt, niet in staat, ons ganschelijk te verzoenen met de
verwoesting van den trotschen en edelen bürgt, die eens in volle
majesteit hier troonde.
Wij mogten niet in Nijmegen zijn, zonder op het Val khof
te zijn geweest. ’t Is ook slechts weinige schreden van ons hotel
verwijderd en van tijdverlies is naanwelijks sprake. Maar nu moeten
wij ook verder. De trein brengt ons tot G r o e s b e e k en daar
vangen wij weer een genotrijke wandeling aan.
Het grootste en belangrijkste deel van het dorpje ligt in een
dal aan den voet van den S t e k k e n b e r g , maar ook de helling
van dien heuvel is met nette, vriendelijke huisjes bezaaid en aan
de overzijde prijkt het nieuw aangelegde landgoed des Heeren
Ri jn b en de , met zijn sierlijk heerenhuis en zijn krachtig op-
schietend hont. Een paar molens staan als voorposten op vooruit-
geschoven punten en een heerlijk vergezigt breidt zieh reeds ter-
stond voor ons uit, als'wij den trein verlaten. Wie nog tegenover-
het Station in het vroeger welbekende logement mögt willen
inkeeren, zou die gastvrije plaats in een klooster veranderd vinden.
Hij moet een weinig verder in de herberg van We e r e n zijn,
als hij zieh door een verkwikking tot den togt wenscht voor te
bereiden. Daar ziet hij tevens het ruime, vierkante grasplein, van
grachten en iepenlanen omringd, waar in der tijd het kasteel
van Groesbeek heeft gestaan. Hier lag welligt, ook »de hoeve
in de villa, genaamd Gr o e s b e e c k , ” die Keizer Hendrik III
in het jaar 1040 aan zijnen waldgraaf schonk en waaraan sedert
het waldgraafschap met al zijn regten en geregtigheden verbonden
bleef. Uit; den tuin naast de herberg zien wij de grijs geportlande
kerk der Hervormden, de oude parochiekerk, waarvan alleen het
hooge koor en de toren overbleef. Wij zijn er van gescheiden door
een weiland, waarin een klein beekje, bijna geheel onder het
gras verborgen, bescheidenlijk voortstroomt, om zieh weldra längs
het voormalig slotterrein verder te spoeden. Wij zijn hier dus in
het middelpunt van het dorp, in //de kom’ , die maar weinig
huizen telt. De dorpsstraat loopt naar de niet zeer oude noch zeer
fraaije R. C. kerk, in wier nabijheid een tweede klooster, een
nieuw, hooggelegen gebouw, is gesticht. Zijwaarts af leidt een
holle weg tusschen korenvelden en längs schilderachtige hutten,
met rieten daken en begroeide muren, ons naar de hoogte, waarop
de jonge frisch groene beukenlanen der smaakvol aangelegde
buitenplaats hun verkwikkend lommer verspreiden en van waar
wij meer dan een heerlijk vergezigt genieten. Wij klommen reeds
niet onbelangrijk. De toren van Groesbeek steekt slechts even zijn
spits uit het ravijn. Straks, aan den rand van den heuvel, waar
de blanke berkenstammen blinken in de zon, zien wij weer het
dorpje met zijn witte huizen en zijn kerkje in de vallei, te midden
der korenvelden en met den S t e k k e n b e r g op den achtergrond.
In plaats van die nette grijze en geele woningen daar ginds op
de helling, hebben velen nog de armzalige stülpen en de m den
grond uitgegraven kuilen gekend, waar een goed deel der schamele
bevolking huisde. De witte Noordermolen op zijn eenzame hoogte
kan onze aandacht niet ontgaan en evenmin de ligt herkenbare
El t e r b e r g , met de oude abdijkerk op zijn’ top, die in de
verte blaauwt. Zagen wij hier een proeve van het Groesbeeksche
landschap, een andere wacht ons bij den Zuidermolen, waar het
vergezigt nog veel uitgestrekter is. Daar ligt voor ons, behalve
de Elterberg, die overal is te zien, de Cleefsche berg met den
T h i e r g a r t e n en de digtbegroeide heuvelrug van het Ri jks-
wald. Daar onderscheiden wij de torens van Kr a n e n b u r g ,
Emme r i k , Rees en menig anderen nog. Overal sluiten golvende
hoogten, op verren afstand of naderbij, de ruime vlakt.e in , waar
lio-t-groene akkers en purperen heidevelden, bruine akkennaals