zerken, munten en andere overblijfsels op. ’t Merkwaardig'st, wat
men er vond, was een soort van steenen doodkist zonder bodem,
van losse tufsteenen rondom en boven het lijk opgezet. Deze
eigenaardige „stolp” wordt thans in de verzameling van het
P r o v i n c i a a l Ut r e c h t s c h g e n o o t s c h a p van k u n s t e n en
we t e n s c h a p p e n bewaard.
Voorbij den toi vormt. een lange beukenlaan, ter linkerzijde
van den straatweg uitgaande, de scheiding tusschen Houde-
r i n g e en B e e r s c h o t e n en bij den jagtpaal staat de portiers-
woning nevens het hek van dit sierlrjk aangelegde en uitgestrekte
landgoed. In de vorige eeuw stond’ hier een heerenlnus, aan de
aanzienlijke familie Go d i n behoorende. Geschiedkundige bijzon-
derheden of herinneringen schienen overigens aan de fraaijeen
uitnemend günstig gelegen plaats niet verbonden. Maar bosschen
van krachtig en weelderig hont, frissche weiden en heldere water-
partijen, breede rij wegen en wandelpaden, deftige lanen en schoone
boömgroepen doen Beerschoten een’ hoogen rang onder de lust-
verblijven dezer landstreek innemen. Zoowel de gebouwen als
de plantsoenen getuigen van zorg en smaak en zijn uitstekend
onderhouden, terwijl het vriendelijk witte huis een heerlijk mtzigt
heeft op den straatweg, die zieh om het landgoed heenbuigt,
op weiden, boomgaarden en hofsteden, op de zware eiken en
beuken aan de overzijde van dien weg en op den hoogen Domtoren,
ginds in de verte boven velden en boschjes oprijzend.
Tegenover den hoofdingang van Beerschoten begint het bosch
van Y o l l e n h o v e n , door een ijzeren hek van den openbaren
weg gescheiden. De beukenlaan längs den zoom loopt geruimen
tijd evenwijdig daarmee voort en vergunt ons het gezigt op de
duizenden stammen, als donkere strepen fantastisch nitkomend
tegen het lichtgroene waas van het gebladerte en tegen den
eenigszins golvenden grond, rood gekleurd door het afgevallen
loof. Maar het schoonste gedeelte van het beroemde landgoed
vertoont zieh aan gene zijde van den hoek, dien de straatweg
maakt, waar de zijweg op Ame r s f o o r t zieh afwendt längs den
zoom van het bosch van Beerschoten f met zijn wilde /steile kanten,
vol donzig mos en glinsterende bladeren en welig opschietend
struikgewas. Bijna regt tegenover die statige laan van beuken en
sparren ligt het groote grijze huis, aan de overzijde van een uit-
gestrekt grasperk. Een smaakvol waterwerk en prächtige groepen
kastanjes en populieren versieren de groene, met bonte runderen
gestoffeerde weide, en hoog en digt geboomte, waartusschen het
huis en de stalling uitkomt,:-sluit haar van drie zijdenin, behalve
een enkel punt, waar een opening in het hout een doorzigt
geeft op de vruchtbare velden achter het park. Ook op Vol len-
hoven getuigt alles van een zorgvuldig onderhoud, den groot-
schen aanleg waardig. Tot de aloude adellijke goederen en ridder-
hofsteden van Utrecht behoort het niet. Zelfs is het betrekkelijk
nieuw — zoo niet aangelegd, dan toch belangrijk vergroot en
verbeterd door Goda r d A l e x a n d e r Ge r a r d P h i l i p , baron
van d e r Ca pe l le n van Be r k e nwou d e , en aan dien uit-
nemenden vertegenwoordiger van een hoogst verdienstelijk geslacht
dankte Vollenhoven de groote vermaardheid, die het tot omstreeks
het midden dezer eeuw genoot. De bewoner was een merkwaardig
man. Zoon van een trouw en eerlijk dienaar van den Stadhouder,
die waärheid boven vorstengunst stelde, heeft hij met groote
bekwaamheid en onkreukbare regtschapenheid onder Lodewijk
Bonaparte en de beide eerste Köningen uit het oude huis van
Oranje in velerlei betrekking de belangen des lands behartigd,
maar door zijn onaf hankelijkheid van karakter ook vrij wat tegen-
stand en vrij wat miskenning gevonden. Na zijn terugreis uit
Indie, waar hij als Gouverneur Generaal veel goeds had gedaan
en veel goeds had beproefd, bragt hij den tijd zijner ongenade
op Vollenhoven door, en hier bleef hij, ook toen hij geregtvaar-
digd en in gunst hersteld was. Aanzienlijke eerambten, als die
van gouverneur van Luxemburg en van gezant te St. Petersburg
en te Londen wees hij af, evenals herhaalde aanzoeken, om als
Minister optetreden. Slechts een 'paar eervolle zendingen bij het
Engelsche hof vervulde hij, om zieh voorts te wijden aan de
wetenschap, die hij lief had en steunde waar hij kon. Treurig
was het einde zijns levens. Toen de Februarij-omwenteling in
V I . 8