aan de stadhouders zijn gekomen, totdat de Staten, na den dood
van Willem III, het aan zieh trokken. De zaak zelve schijnt
althans onwaar te zijn, al was een kosterij oudtijds voor per-
sonen van adellijken bloede vaak een niet verwerpelijke bezitting
en in de kloosters een eervölle betrekking. In het vrouwenkloos-
ter van Oostbr joek vind ik C o r n e l i a van Zui le n en Hen-
r i ca van Solms als kosterinnen genoemd. De pastorie te Zeist
werd gerekend niet meer dan 70 gülden op te brengen en in
de vorige eeuw werd de koster door den Heer van Zeist aan-
gesteld, op een inkomen van 40 gülden. In een huis achter de
kerk, later door den Schout bewoond, had Lodewijk XIV in
1672 zijn hoofdkwartier. Het kasteel, dat anders meer eigenaardig
tot verblijf des konings zou hebben gestrekt, bestond destijds
nog niet.
Wel had er vroeger een slot gestaan, in het jaar 1536 als
riddermatig erkend, maar dit huis was vervallen en afgebroken,
gelijk het oude, reeds in 1164 genoemde , geslacht der Heeren
was uitgestorven. Tijdens de hoog loopende oneenigheden tusschen
den abt van Oostbroek en eenige jufferen uit het vrouwenkloos-
ter in 1317, was P e t r o n e l l a van Zei jst priores. In 1360
bragt een erfdochter de heerlijkheid aan een’ edelman uit het
geslacht der Bo r r e ’s van Amer o n g e n , die in ’t. bezit werden
opgevolgd door edelen uit de huizen van R en esse, Z u i len
en Culemborg.
Reeds lang voor dat de naam van den eerst bekenden Heer
in de oorkonden voorkomt, had de plaats bestaan. In 838 stond
bisschop A l f r i k het vruchtgebruik van //S ei s t e” , Do o rn ,
Leu s d e n en andere ¡plaatsen, af aan graaf L o tg a r i u s , d i e aan
de kerk velen zijner eigene goederen had geschonken. Onder de
oudste plaatsen van het Sticht kan Zeist dus worden geteld en
het genoot altijd zekeren voorrang, al dagteekent zijn grootste
bloei uit veel later jaren. Op het einde der vorige eeuw noemde
J a n F o k k e , die het vervolg op Ko ks woordenboek schreef,
het nog een plaats, wop zieh zelve van gering aanzien” en
wanders bijna vergeten.” Dat zou hij er thans zeker niet van
zeggen! Wel was ook destijds ffde toevloed van vermaaksreizigers,
uit bijkans al de Vereenigde Gewesten, aanzienlijk” , maar ’t was
toch voornamelijk aan de Broedergemeente te danken, dat de
plaats eenige beteekenis verkregen had. Dit is nu ook het geval
niet meer, al behoort de Broedergemeente nog tot de eigenaar-
digheden van Zeist en al komen zeker ook om haar stichtingen
velen herwaarts. Een weinig voorbij de kerk, aan beide zijden
van de laan, die op het kasteel aanloopt, liggen de gebouwen
der H-ernhut t er s en op den hoek van de dorpsstraat ligt het
hotel, dat den naam //de Br o e d e r g eme e n t e ” in den gevel
voert. ’t l s er verre van af, dat het kasteel, zooals in JanFokke’s
tijd, aan het einde van het dorp zou liggen. De straat strekt zieh
nog vrij wat verder uit en ook in het bosch daartegenover prijkt
menig villa en landhuis.
Claas Brui jn dweepte niet met Zeist. Den hof van ’t kasteel
had hij bewonderd:
»Doch dit voldoet ons niet, de smaak. moet zijn voldaan;
Dns roept de holle maag, maar hoe wil ’t hier vergaan ?
Hier is noch vis noch vlees, doch brood en wijn te halen
Bij bunrman Leen, die ’t zieh ten duurste doet betalen
Tot aan de haver toe.”
En had hij gehoopt, /;dat de slaap zijn zorgen althans mögt
verzagten", hij had zieh daar blijkbaar in bedrogen gezien, want
op de terugreis herinnert hij zijn reisbroeders nog eens :
»Wij zijn te Zeist, waar wij voor ’teerst de rast genooten,
Een siegte nagt,- die ons niet weinig heeft verdrooten.”
Had hij in onze dagen gereisd, hij had het beter getroffen bij
Sc hne ide r , buurman Leens opvolger. Doet ’s mans, voor een’
kastelein, onheilspellende naam den reiziger vreezen dat hij
z/gesneden” zal worden, daarvoor behoeft hij niet bezorgd te
zijn, al gaat niemand naar Zeist om goedkoop uit te gaan. Ook
is er, behalve brood en wijn, f/vis en vlees” te krijgen, en reden
om te klagen over f/een siegten nagt” geeft het logement geens