Tot de kerk en de buurschap B o s k a m p gaan wij niet. Er
is voor ons doel niets te vinden en de weg, dien wij noodig heb-
ben, verlaat wat vroeger, bij de brug over de Z a ndw e t e r i n g ,
den grintweg. Wij missen daardoor eenigszins bet gezigt op de
fraaije bosch- en waterpartijen van H o e n 1 o , maar wij krijgen
daarvan toch ’t voornaamste te zien. Niet lang geleden hadden
wij niet ver van de kerk, bij den molen, de graauwe muren en
het booge dak eener ouderwetsche heerenhuizinge tusschen het
houtgewas zien uitkomen, en waren wij derwaarts gewandeld,
dan hadden wij een oud, wat verwaarloosd bosch gevonden, door
de Soestwetering begrensd, en in ’t midden daarvan een Vierkant
huis met kleine ruitjes, een voorplein met een vervallen
stalling en een’ uitgestrekten moestuin er achter, ’t Was wederom
een oude havezathe, de Dingshof , wiens naam welligt op een
overoude gerigtsplaats wijst. Men verhaalt ons te Olst, dat de
Dingshof ten vorigen jare gesloopt is. ’t Was ons trouwens vroeger
reeds gebleken, dat het thans verdwenen huis weinig meer dan
een honderd jaar kon teilen. In de vorige eeuw stond er een
ander, met een’ slanken toren, dat weinig of geen overeenkomst
met de latere huizinge had. ’t Is lang een eigendom der Ke p pels
geweest en kwam op ’t einde der vorige eeuw door erfenis
aan de van Heme r t s . Sedert vele jaren was de plaats achter-
eenvolgens aan verschillende familien verhuurd, en was zij niet
gesloopt, dan zou de wandeling er heen het geringe tijdverlies
wel hebben beloond. Wij zouden nog in den omtrek fraaije eiken-
lanen kunuen vinden, als wij ons voorbij Boskamp regtsaf wend-
den, om längs het bosph van Hoenlo terug te keeren, maar onze
weg leidt thans elders heen.
In de nabijheid der rivier en längs de We t e r in ge n vond
men van ouds vruchtbare kleilanden; overigens is ’t in dezen
omtrek zandgrond van verschillende hoedanigheid. Maar terwijl
nog op ’t eind der vorige eeuw de uitgestrekte, nog onverdeelde
markegronden grootendeels woest waren, is thans het land nage-
noeg overal bebouwd, of met akkermaalsbösch en opgaand hout
beplant. In oude stukken worden echter reeds voor eeuwen fcalrijke
erven met name genoemd en aan heerenhuizen ontbrak
het er niet. Eenigen er van hebben wij reeds vermeld, maar
bovendien lag vlak bij Av e r b e r g e n de havezathe de Pol ,
en op körten afstandj van Olst He n g f o r d e n en Boxber gen,
om niet te spreken van de adellijke huizen, die een weinig
vorder als in een’ kring rondom Olst verspreid waren. In
de vorige eeuw waren de meesten nog in bewoonbaren staat,
al schijnt het, dat nagenoeg allen ten deele waren afgebroken.
Maar wat groote gebouwen, door den Overijselschen adel ge-
stichty prijkten volgens de nog bestaande afbeeldingen m de
17äe eeuw tot zelfs in de afgelegen gedeelten van het gewest!
Wat afwisseling en verscheidenheid in de vormen van gevels en
torens, van poorten en nevengebouwen! Bij honderdtallen rezen
de landkasteelen in de Vereenigde Gewesten op, bij tientallen
vond men hen op het platte land van Overijsel verspreid. Wij
ontvangen den indruk, dat in ons vaderland destijds, nevens een
zeer wel varende burgerij, een rijke adel bloeide. Wij verbazen
' ons, hoe een stand, die niet door den handel zijn schatten won,
maar van de regeringsambten en van de opbrengsten der lande-
rijen leefde en die bovendien in den regel met een talrijk kroost
was-gezegend, zulke kostbare huizen kon bouwen en bewonen.
’t Werd trouwens erkend, dat het bezit eener havezathe hoogst
schadelijk was voor hen die niet in de Statenvergadering zitting
konden hebben, voordeelig en profijtelijk daarentegen voor het
aanzieh der familie en voor wie de bevoegdheid hadden, er van
verschreven te worden onder de edelen van het gewest, en wij
vinden dan ook in de testamenten en boedelscheidingen talrijke
bepalingen omtrent het vererven der havezathen, voor de kenms
der denkbeeiden en der zeden van den toenmaligen adel van
groote waarde. En menig edelman liet ook een’ berooiden boedel
na; meer dan een adellijk huis werd door de crediteuren aan-
getast of bij executie verkocht, ’t Was blijkbaar niet alles goud,
wat er blonk en de kostbare levenswijs rigtte er niet weinigen
te gronde. Vooral in de laatste helft der 184e eeuw was achter-
uitgang zeer merkbaar, en voorzoover een vergelijking der af