den toren en de trapgevel van den daaraan grenzenden vleugel,
de gemetselde wal en het straatje tusschen dien vleugel en de
gracht, geven aan liet geheel een eerwaardig voorkomen, dat
met de grijze middeleeuwsche stins overeenstemt. Het kan ons
eenig denkbeeid geven van de woonsteden der oude Friesche
edelen. De toren tocb was tot gewoon verblijf van het adellijk
gezin niet bestemd. Daartoe waren zulke gebouwen, die slechts
drie of vier vertrekken hadden, veel te klein. Alleen als wijk-
plaatsen in den nood moesten zij dienen. Er was dan ook waar-
schijnlijk altijd een woonhuis — een state — aan verbonden en
dat zal met grachten, muren en valbrug wel genoegzaam ver-
sterkt zijn geweest, om een verrassing te voorkomen en den
eersten aanval te weerstaan. Zoo was ’t althans ook met de laatste
oorspronkelijke stins, Grov es t i n s bij Ha r de ga r i j p , in 1829
door brand vermeid. De S c h i e r s t i n s is niet zoo ongeschonden
bewaard. Er is nog al wat veranderd en gemoderniseerd, maar
toeh niet zööveel, dat het gebouw zijn hoog belang als een type
van middeleeuwsche bouw- en versterkingskunst zou hebben
verloren.
De bürgt van een’ edelman was zij echter niet. Zij behoorde
aan het vermaarde klooster Kl a a rkam p bij R i n s uma g e e s t
en was een uithof der abten. Dat maakte trouwens niet veel
verschil, want de kloosterlingen namen wakker deel aan de twisten
van hunnen tijd en zij hadden niet minder behoefte aan een
stevig „steenen huis” , waar zij hun personen en hun kostbaar-
heden in veiligheid konden brengen, want de krijg verschoonde
hun gewijde muren niet. Een regte vaart tusschen de voormalige
veenen en plassen, nog als de S ch i e r s lo ot bekend, verbond
de stins aan het klooster en bij dreigend gevaär was ’t ontkomen
längs dezen voor den vijand tamelijk ontoegankelijken waterweg
doorgaans wel niet moeijelijk.
Het dorp, eertijds St. J o h a n n esw o u d geheeten, is vrij
groot en welvarend; er staan aan de breede dorpsstraat geschoren
linden, die er een vriendelijk voorkomen aan geven, maar er is
overigens niets meer te zien. Het kerkje met zijn torentje is een
miniatuur uitgave der gewone Friesche dorpskerken. t Is in 1648
gebouwd, ter vervanging van de oude kerk, die veel meer west-
waarts en vrij ver van de //buren’ stond. Er is niets in te vinden,
wat ons zelfs op een’ regenachtigen middag gedurende eenigen
tijd kan bezighouden.
Onder Veenwouden behoort ook de buurt Veenwou ds t e r -
w a 1, aan de andere zijde van de spoorbaan. Hier rijst het torentje
van de Chr. Gereformeerde gemeente uit het groen en aan den
straatweg ligt de nette, nieuwe kerk der Doopsgezinden met
haar pastorie en uitgestrekten tuin. Ook een paar deftige heeren-
huizen versieren dit gedeelte van den weg.
Dit een en ander, hoe liefelijk de landstreek met haar bosch-
jes en akkers zieh bij zomeravondzonneschijn möge vertoonen,
is onder ’t genot van een’ digten motregen spoedig gezien. En
hoe wel ingerigt S c h o o n o o r d möge zijn door de goede zorgen
van den wakkeren Swa r t s , wij kunnen ’t binnen de muren
eener gelagkamer toch geen uren lang uithouden. Dus maar
een wanhopige wandeling naar Ber gum ondernomen. In ’t voor-
bijgaan kunnen wij zien, hoe de werklieden de rails voor de
stoomtram leggen en er zorgvuldig het zand in kloppen, maar
de modderpoel, waarin de weg door dit,werk is veranderd,
de gure lucht en de koude regen lokken niet tot langdurig
stilstaan uit. Aan den grooten weg van Leeuwarden naar Groningen,
op het punt waar de weg tusschen Dockum en Heeren -
veen dien snijdt, ligt de druk bezochte herberg Qu a t r e b r a s ,
tegenover het fraai aangelegde buitenverblijf Ag r i c o l a n t r um
en niet ver vandaar de uitgestrekte, nu grootendeels ontgonnen
Be r g ume r h e i d e , waar Me nn o van Co eh oo rn, wiens vader
het thans gesloopte Hoogh u i s bewoonde, zieh in zijn jeugd
in het aanleggen van vestingwerken oefende. Huizen vinden wij
overigens niet veel meer längs den weg, die door hooge schermen
van elshout althans eenigszins voor wind en regen is beschuh
Ber gum zelf is een groot en sohoon dorp. In de bosschen
er om heen is gelegenheid tot aangename wandelingen, en een
sieraad is de deftige, in 1770 gebouwde state der Smi n i a ’s,