toch een uitnemende bekoorlijkheid. De reizigers zien hen weinig
meer. Wat landgenoot of vreemde komt nog hier, sedert de groote
weg door de vlakte loopt! Hoe weinig oogen verlustigen zieh
tegenwoordig nog in het vriendelijk tafereeltje daar voor ons!
Het witte huis, de B r a b a n t s che wagen, ligt daar met zijn
schuur onder de hoede van fraaije linden, kloeke kastanjes. en
reusachtige eschdoorns. Daartegenover is de groote koepel gebouwd,
die eertijds gasten in overvloed ontving onder zijn ruime veranda.
Een breede uiterwaard strekt zieh uit aan den voet van den dijk.
De schoone rivier omvat de vrachtbare vlakte met een sierlijke
bogt, en scheepjes met uitgespannen zeilen drijven rüstig voort.
Aan de overzijde liggen de boomrijke velden van het dorpje
Vo r g t e n en van de buurschap Mar ie, in ’t verschiet door de
Veluwsche hoogten begrensd. Binnensdijks wisselt zieh het digte
houtgewas, het bloeijend korenland en de frissche weidegrond af,
en op den dijk zelven slingert zieh de witte grintweg tusschen
doornhagen of onder hooge boomen, wier lommer het blinkend
zonlicht tempert. Een der merkwaardigheden van dit liefelijk oord
is verdwenen. Voor eenige jaren zag men er nog den verweerden
stam van den vermaarden „dikken boom”, die reeds lang door
den storm zijn kroon had verloren, waar in wiens holte een jonge
boom welig groeide. Nu is ook de holle stam vergaan, wegge-
vallen, opgeruimd en het jonge boompje is reeds tot een flinke
kastanje opgewassen. Haar belangrijkheid heeft zij echter natuurlijk
verloren, ’t Is een boom als ieder andere, die niemands opmerk-
zaamheid zou trekken , als hij niet de plaats aanwees van den grijzen
reus, die zijn jeugd heeft beschermd en wiens ouden stam hij
met zijn vriendelijk groen heeft getooid.
Over den dijk zetten wij onzen togt voort. De hooijers in den
uiterwaard zijn druk aan het werk en de bonte kleuren van het
gewaad der sterke boeredeernen geven er vrij wat levendigheid
aan de groepjes arbeiders in de velden. De grijze borstrok, de
roode halsdoek, de körte roode möuwen, het witte engsluitende
mutsje, de bruine stroohoed, het zwarte boezelaar met rooden
bovenrand maken deze boerinnetjes tot een uitstekende stoflage
van het fraaije landschap.
Het dorp zien wij niet meer. Alleen enkele huizen, die er
onder behooren, staan längs den dijk of digt bij zijn’ voet. Het
witte huis van het nette buitenverblijf de Cloese ligt er een-
zaam als de vertegenwoordiger der meer aanzienlijke woningen,
maar voor het meerendeel zijn het arbeidershuisjes en een paar
boerderijen, met hooiberg en boomgaard. Nu en dan daalt een
weg naar de vlakte, die rijk met houtgewas is begroeid en nog
omstreeks het midden der vorige eeuw aan menig wolf een
schuilplaats bood. Soms vertoont zieh de torenspits boven de
toppen der elzen, wilgen en populieren, of waar de open velden
ruimer uitzigt vergunnen, daar rijst op den achtergrond het
donkere bosch. van de Gelder en daar blinkt de villa tusschen
het groen. Over de rieten daken der hutten aan den dijk bu-igt
zieh de bloeijende vlierstruik, die de lucht met haar geuren
vervult. De wilde doornhagen breken het verblindend wit van
den grintweg en verfrisschend is het gezigt op het snelstroomende
water, dat zijn’ weg längs zijn vruchtbare boorden in breede
bogten zoekt. Naar den veerdam buigt zieh het spoor door den
uiterwaard heen, en aan de havenkom liggen hooge Stapels talhout en
takkebossen, die, met wat reeds in de schepen geladen werd, van
den rijkdom der landstreek aan akkermaalshout getuigen. Groote
rietstapels wijzen op een andere bron van bestaan voor velen, en
in de plassen buitensdijks wuiven de sierlijke pluimen, die weldra
onmeedoogend zullen vallen voor de zeis des maaijers. Aan den
weg bloeijen duizenden van bloemen, en al brandt de zon wel
wat sterk , de voortdurende afwisseling der liefelijkste landschappen
houdt de aandacht levendig en de vermoeidheid verre. Welkom
is echter het lommer der hooge esschen, die het digte omrasterde
bosch längs de dijkhelling en in de vlakte in lange rij omzoo-
men. Een groene laan vergunt voor een oogenblik het gezigt op
een’ schitterend witten gevel en dan is ’t alles weer wild en