dan de helft Vlaamsch. Duitsch en Fransch heeft de overhand
en op de tallooze kroegen — van de drie huizen zijn er twee
„cafés” — leest gij door elkander S c h e n kwi r t h s c h a f t , Es-
taminet en Tapperij. Het voorkomen der stad is ten eenemale
uitheemsch. Niet alleen vinden wij er de groote koetspoorten en
de raime binnenpleinen, die wij ook in Noord-Brabant aantreffen ,
maar ook de muren van donkere, ongevoegde baksteenen, waarin
de vensters en deuren zonder kozijnen zijn gemetseld, die aan de
Duitsche huizen vaak een zoo ongezellig uiterlijk geven, terwijl
de witte, grijze, groene of rozenroode pleister op vele woningen
en het behangselpapier in de voorhuizen en gangen er ruimschoots
toe bijdraagt, om den bezoeker van Venlo büiten de grenzen van
zijn vaderland te verplaatsen. Die bonte kleuren geven hier en
daar iets vriendelijks en vrolijks aan de straten, en de groote.,
blaauwe karren, de blaauwgekielde voerlieden, de zware paarden,
met hun overvloedig met koperwetk en roode kwasten uitge-
monsterde tuigen en de klinkende klokjes, aan den hals, maken
zieh verdienstelijk door er eenige levendigheid te brengen. Want
overigens is Venlo een doodsche, sombere stad, waar niet veel
is, dat het oog aangenaam aandoet. Na de slooping van haar
vestingwerken vertoont zij zieh „en profond neglige en zelfs haar
ligging nabij de Maas verhoogt vooralsnog haar schoonheid niet.
Daartoe is de afstand veel te groot en de vlakte, die haar scheidt
van de rivier, hoewel tot plantsoen bestemd, is nog veel te dor
en te kaal, om reeds een aangename wandelplaats te zijn. Wel-
ligt zal het nageslacht er onder verkwikkend lommer den blik
kunnen laten weiden over den snellen stroom, waarover de spoor-
brng is gespannen en aan wiens overzij de het dorpje B le r ick
ligt. Dan zal Venlo aan deze zijde veel gewonnen hebben door
het verdwijnen van de hooge wallen, die het vroeger insloten.
Aan een der uithoeken van de stad ligt het merkwaardigste
van haar gebouwen, de groote St. Maa r t e n s k e r k . Een oud
beeldje van den vromen en barmhartigen ridder prijkt boven den
wel wat vervallen en verwaarloosderi ingang. Binnen de kerk is
het kunstig gietwerk van de koperen doopvont, het fraaije snij-
WAT WIJ VEB.WACHTEN. 5
werk van den kansel, het meesterlijke schilderwerk van de hand
des Venloschen kunstenaars Jan van Cleef opmerkelijk. Het tweede
belangrijke gebouw is het raadhuis, met twee torens en een’
hoogen stoep. Wij vinden het aan een stijf en ledig vierkant
plein, Als begin van restauratie is van den halven gevel de geele
pleister afgenomen. Komt later de oorspronkelijke steen weer aan
het licht, dan zal zoowel het stadhuis als het geheele plein er
aanmerkelijk door winnen, maar voor ’t oogenblik gelijkt het
uitwendige, half geel, half rood, op het kostumn van een’ wees-
jongen.
In de nieuwe wijk, die tusschen het Station en de oude stad
verrijs't, zagen wij het postkantoor. ’t Is voor een paar jaar in
renaissance-stijl opgetrokken en het voorportaal is met gekleurde
tegels bezet. De gevel vertoont zieh günstig en de inrigting zal
wel aan doelmatigheid niet te wenschen bverlaten. Maar als de
Venloers ’t wel wat meer in de buurt hadden gewenscht, kunnen
wij dat verlangen niet louter voor een uiting van een den mensch
ingeschapen ontevredenheid houden.
En nu op weg, den straatweg naar T e g e l e n op.
’t Is ons bepaaldelijk te doen, om een bezoek te brengen aan
het groote kasteel, waarvan de uitgestrekte gebouwen bij ons
vorig bezoek, van de spoorbaan af, onze opmerkzaamheid hadden
getrokken, en wij hebben tijd in overvloed, om derwaarts te
wandelen. De middagtrein kan ons dan van Tegelen naar Swal-
m e n brengen, waar wij een tweede, nog grooter, kasteel zagen
liggen, terwijl wij daarna onzen weg naar Ro e rmo n d kunnen
kiezen, zooals ons dat het best zal voorkomen. Wij maken dan
kennis met het landschap in dit gedeelte van Limburg. De heuvels
zijn hier nog laag en zeer glooijend. Trotsche partijen verwachten
wij dus niet, maar wij rekenen er toch op, dat het ons althans
aan de rivier niet aan fraaije gezigtspunten ontbreken zal.