het buitenleven dwaalden destijds nog zoover niet af. Zij zöchten
en vonden dat genot grootendeels binnen de palen hunner eigene
provincie. S ch e l l i n g e r was onder de Amsterdamsche kooplie-
den een der uitzonderingen , en zijn Sympathie voor de Moravische
Broeders was vermoedelijk wel de reden, dat hij zoover van huis
een heerlijkheid kocht. Na den verkoop van Zeist heeft hij zieh
waarschijnlijk ook niet meer opgehouden in de destijds daarvan
weer afgescheiden en door hem in bezit gehouden heerlijkheid
Driebergen. Daar was destijds geen „heerenhuis,” gelijk ernooit
een schijnt geweest te zijn en nog geen gevonden wordt.
Nevens de buitenplaats de Wi l d b a a n , even voor Driebergen,
loopt een kunstweg over Dennenburg naar de Langbroeker
Wetering, die tegenover de ridderhofstäd S t e r k e n b ü rg uit-
komt. Den hoogen ronden toren van dat oude en edele huis zien
wij reeds spoedig boven het houtgewas uitsteken , wanneer wij even
de laan van Dennenburg inslaan, en herhaaldelijk komt bij onzen
verderen togt längs den straatweg dat zware bouwgevaarte te
voorschijn, als om ons te noodigen, het niet te vergeten.
De breede weg, met zijn grasranden en een voetpad er nevens ,
leidt ons längs open plekken, met jeugdig, krachtig verlieht hout,
längs akkers, door bosschen omzoomd, waar het ligtgroene winterkoren
den bodem reeds begint te kleuren, of de zwarte aarde
het zaad nog verbeidt, onder de krachtige takken van beuken,
wier geele- bladeren de slooten en greppels vulleny längs berken-
boschjes en weiden, met donkere dennen op den achtergrond,
längs boerderijen en boomgaarden en zijlanen van eiken, die
hier minder goed dan de beuken schijnen te gedijen. Ook aan
buitens ontbreekt het niet. We l g e l e g e n met zijn waterpartij,
het witte huis van Den ne n h ö r s t , de Hor s t , Vel d z igt ,
Rus t h o f , L i n d e n h o r s t met zijn overplaats, Bu i t e n l u s t
met zijn’ ouderwetschen zijgevel, volgen elkander op, nu eens
aan deze, dan weer aan gene zijde van den weg. Een schilder-
achtige schaapskooi, een eenzame molen, de toren van Sterkenburg
in de verte boven het open veld, links vöör ons op eenigen
afstand het grijze huis en het digte bosoh van He i d e p a r k , met
het bouwland er voor, dat alles geeft aanhoudend afwisseling aan
het vriendelijke landschap. Voortdurend blijkt de streek dan ook
gezöcht, gelijk zij verdient. Een gansch nieuw huis is daar ginds
gebouwd. Boschwi jk heet het. Rose gepleisterd en met wit
afgezet, met tal van ramen in allerlei vorm, met een’ glazen koepel
en versierde schoorsteentjes op het dak en beeiden op de lijst,
met een bergje in den pas aangelegden tuin, toont het, dat de
bouwheer veel voor zijn bezitting over heeft, maar — gij weet
h e t.— de g u s t i b u s non est d i s p u t a n d um, zooals de ge-
leerden zeggen.
De trotsche sparrenlaan van He i d e p a r k en het deftige
steenen huis, de smaakvolle groepen van acacia’s bij het ijzeren
inrijhek, de stille vijver tusschen dehooge dennen van O u d e w e g ,
vormen met den prächtigen straatweg hier een schoon en indruk-
wekkend geheel. Een lange laan, die uitgestrekte dennenbosschen
doorsnijdjjpen zieh aan de overzijde tot in een onafzienbare lengte
voortzet, is afgesloten met een hek, waarop wij den naam der
Ri d d e r h o f s t ä d S t e r k e n b u r g lezen. Zij loopt er nagenoeg
regt op aan, over de gronden der aanzienlijke heerlijkheid, en
verbindt het oude huis met het voor weinige jaren gebouwde
Ni e uw- S t e r k e n b u r g , dat aan den anderen .kant van den
weg, tegenover de buitenplaats Do o r n s v e l d , in heerlijk hout
is gelegen', ’t Heeft ook een’ toren, even als het vaderlijk'huis,
en gelijk het zieh vertoont aan de overzijde van een fraaije weide,
tusschen de oude bosschen en-met de donkere laan, die er heen-
leidt, is het nieuwe huis en goed den overouden roem van het
stamslot niet onwaardig. De straatweg zelf blijft aan schoonheid
en afwisseling rijk. Nu eens voert hij tusschen donkere bosschen
van sparren, waar lange lanen een doorzigt geven op het blaauwe
verschiet, dan längs beukenpleinen, waarover het witte voetpad
slingert, stralcs längs kreupelhout, van zandsporen doorsneden.
Hooge beuken welven zieh over de breede heirbaan, forsch en
statig oprijzend uit den bemosten grond, of slanke, sierlijke berken
laten hun witte stammen blinken, in smaakvolle groepen vereenigd.
Tot aan Doorn, dat niet ver meer is, zouden wij met on