Wij körnen daar vroeg genoeg, om naar Wiardastate te wandelen,
den noodigen tijd aan de bezigtiging daarvan te wijden
en bij tijds te Wi r d um te zijn, waar wij een’ reisgenoot bescheiden
hebben. Den middagtrein naar Heerenveen mögen wij,
in verband met andere plannen, niet missen, maar wij hebben
ook naar onze berekeuing eenige uren tot onze beschikking.
Hoe vaart de boot zoo langzaam ! Wees tevreden,. dat zij
ten minste nog vaar t . Straks ligt zij stil. Het water in de
vaart is builengewoon laag. Groote omzigtigheid is noodig, om
de droogten te vermijden en als een zwaar geladen turftjalk het
vaarwater verspert, dan moet deze hinderpaal eerst met mannen-
magt uit den weg geruimd, of wij raken zelven hopeloos vast
in den mcdder. In de ruimte, op de plassen en meeren, gaat
het sneller vooruit. Maar reeds vrij wat tijd is er verloren. Digt
bij de hoofdstad is ’t weer sukkelen. De boot kruipt längs de
oevers, die hooge wallen van glimmend slib vertoonen. — Een
dier slijkpoelen is de zwemplaats van het Leeuwarder garnizoen.
De jongens van het zooveelste regiment infanterie behoeven al-
thans niet naar Be n t h e im te gaan, om er genezing in het
modderbad te zoeken ! S Tergend lang hebben wij den dikken
steenklomp van O ld e ho ve in ’t gezigt. En de vaart in die
rigting ligt vol schepen. Mast aan mast daar vöör ons voorspelt,
dat het „halve kracht” vrij wat meer dan ons lief is, door „stoppen”
zal worden afgewisseld. De autoriteiten aan boord spreken
het niet tegen. Zij durven zelfs geen gissing wagen omtrent den
tijd, waarop wij zullen aankoinen. Ons welberaamd plan dreigt
in duigen te vallen. De uren, waarop wij gerekend hadden,
zijn reeds onrustbarend ingekort. Een kort besluit moet genomen.
Wij zijn op de hoogte van Huizum. Een vastgeraakte tjalk heeft
een schuit. Den schipper roepen wij aan. Haastig dalen wij af
in het vaartuigje ,,dat ons op een weiland aan wal zet. Eeniger-
mate hebben wij daardoor onze schade ingehaald. Wij zijn nu
ten minste op den vasten wal en op weg. Wel leidt ons nu die
weg aanvankelijk op het erf der pastorie, maar de vriendelijk-
heid der bewoners weigert aan de onwillekeurige indringers doortogt
en inlichtingen niet. Wij hebben nu tevens gelegenheid,
het wel varende dorp te leeren kennen, dat door de buurt „ d e
Se hr a n s ” met Leeuwarden is verbonden en van ouds door
de bewoners der hoofdstad druk werd bezocht. . ,
Huizum bestaat uit drie hoofddeelen. De kerkbuurt is digt
ineen gebouwd, met enge^straten, waartusschen een smalle
vaart naauwelijks ruimte vindt, ’t l s een aardige mengeling van
huizen, tuintjes, brugjes, lindeboomen en schilderachtige achter-
sevels, met bijgebouwtjes en uitstekken. De groote geportlande
kerk ligt op een ruim, van linden omringd kerkhof, waar m
vroeger tijd tal van deftige familien uit Leeuwarden hun laatste
rustplaats kozen. Hoog rijst de stevige toren, van zware moppen
gemetseld, op. Naar Eriesch gebruik heeft hij een gewoon huis-
dak tusschen twee brandgevels. In de kerkbuurt vmden wi] oo
het Armengesticht.
Het tweede gedeelte van Huizum is het Hu i z ume r p a d ,
tusschen de kerkbuurt en den straatweg. T e n behoeve der wande-
laars was er reeds voor lang een steenen voetpad gelegd, geen
weelde in het kleiland! Een lindenlaan vormt er een lommerrijk
berceau en aan weerszijde zijn er nette huizen , door groote turnen
en vruchtbare moezerijen afgewisseld. Huizum heet „de moestum
van Leeuwarden.” Het nieuw en vrij aanzienlijk landhms Rust -
oord versiert dit gedeelte van het dorp.
Op den hoek van het pad ligt het uitgestrekte plantsoen van
Sixm a s t a t e , met het huis naar den straatweg gekeerd, in
een’ rijken aanleg vol bloemen, heesters en opgaand hout. Hier
begint - of eindigt - o o k de Sehr ans, het derde deel van
Huizum, een breede straat met nette huizen in het groen van
iepen en linden, waar tusschen de straatweg doorloopt en die
aldus een voorstad van Leeuwarden vormt.
Even> als zoovele Friesche dorpen had ook Huizum m vroeger
eeuwen coa aantal adellijke huizen, de woonplaatsen van onrustige
en krijgshaftige edelen. Zij zijn allen gesloopt. ’t Yoornaamste
was Ab b i n g a s t a t e , thans een fabriek, wier hooge schoorsteen
wij reeds lang hadden gezien en nog lang boven het vlakke veld