het smalle voetpad, want de diepte beneden ons is meer dan
voldoende, om een’ val längs den steilen rotsmuur hoogst ge-
vaarlijk te maken. Het gezigt op de groene velden en de blaauwe
bergen aan ’t einde dev kloof, omlijst door het struikgewas op
de hoogte, is liefelijk genoeg om onze aandacht te trekken, maar
’t is geraden , het toezien, waar de voet zieh zet,O 3 3 3 niet te verzuimen!
Veilig en behouden komen wij in S t o ok h e i m aan, een klein ,
vriendelijk gehucht aan den voet der heuvels, met overvloedig
geboomte en nette huizen en een schilderachtigen waterput.
Aan het gehucht ontleent eene overoude adellijke familie,
nog in Belgie bloeijend, haar’ naam en de herinnering is er aan
verbonden van een overwinning, door den toenmaligen kolonel,
den later zoo rampspoedigen luit.-admiraal J a c o b van Wasse-
n a ar Obdam, in 1632 op een Spaansche troepenmagt behaald.
Overigens is in de nabijheid een zeer krachtige, uit den berg
ontspringende bron opmerkelijk.
Een binnenpad slingert zieh tusschen frissche weiden, längs
hooge populieren en eiken, naar het nabijgelegen W ij 1 r e. De
Geule stroomt met snelle vaart door het dal en vormt een paar
schuimende en bruisende watervallen, terwijl zij het rad van
een’ schilderachtigen molen — den ouden dwangmolen — drijft.
Längs den achterkant van het dorp jaagt- de lustige rivier voorbij,
en aan het einde der groote weide ligt het kasteel, aan den voet
van digtbegroeide bergen, tegen wier groene bosschen de geele
muren van het huis helder uitkomen. Het vrij breede, maar.
ondiepe gebouw met zijn smalle vensters maakt niet veel ver-
tooning. Poort en grachten herinneren aan een’ ouden bürgt,
maar de regelmatige bouwstijl en het gemis van torens geeft er het
voorkomen aan van een nog niet zeer oude heerenhuizinge. Ook de
tuinen er om heen munten niet door sierlijkheid van aanleg of
rijkdom van houtgewas uit. Daar moet evenwel op het kasteel
een belangrijk archief berusten. Wijlre is dan ook een overoud
goed en was eertijds een aanzienlijke vrije rijksheerlijkheid. Reeds
in 1075 gaf de aartsbisschop An n o n te Keulen aan de kerk
van 0. L. V. op de t rappen. goederen te Wijlre, door vrouw
E r m e n t r u d i s aan zijn’ voorganger H e r m a n geschonken. Sedert
het midden der 12de eeuw komen Heeren van Wijlre voor, krijgs-
haftige edelen uit den wijdvertakten stam van S c a v e d r i e s c h ,
wier schild met het getakte kruis in de veeten en oorlogen, die
den omtrek van Gulp- en Ge u l e d a l beroerden, niet dikwijls
werd gemist. In de bloedige veldslagen bij W o e r i n g e n en bij
Ba e s we i l e r werden zij met name onder de wakkerste strijders
voor de Brabantsche belangen genoemd. Aan menig oorkonde
hingen zij mede hun zegel, en in de geestelijke gestichten leefden
er velen van hun geslacht. In het begin der 15de eeuw was de
heerlijkheid in ’t bezit der Sc e i f a e r t s van M e r o d e , later
in-dat der Dobb e l s t e i n s , Ne s s e l r o d e ’s, B i n s f e l t s en
Wa c h t e n d o n c k s. De Fransche overheersching maakte op het
eind der vorige eeuw een einde aan de heerlijke regten, en het
kasteel is thans niet meer dan het middelpunt van een aan-
zienlijk landgoed. Zijn dikke muren, waaraan ’t welligt nog als
een deel van den ouden bürgt is te herkennen en de herinne-
ringen van meer dan zeven eeuwen bleven in den stroom des
tijds en onder de stormen van veel strijd en onrust over.
Het dorp ligt aan den anderen oever der Geule. Van de
brug overzien wij een vriendelijk landschap; het voetpad door
de groene weide, van kloeke eiken beschaduwd; de snelvlietende
rivier, zieh voortspoedend längs tuinen en boomgaarden en huizen;
de bijgebouwen van den molen, met het groote rad \ de grazende
runderen, de speiende kinders, de rüstig toeziende grijzen, op
hun stokje geleund. Haast heeft alleen het riviertje, en drukte
is er alleen bij den molen. Trouwens, wij zijn hier ook achter en
buiten het dorp. Maar ook daarbinnen, aan den grooten weg,
die er doorloopt, is niet veel meer beweging. ’t Is er stil in de
hoofdstraat, stil in de achter- en dwarsstraten. ’t Is er stil bij
het hooggelegen kerkje, dat er nog nieuw en frisch uitziet —
in 1841 is het gebouwd — en dat den verguld koperen bol op
zijn torentje vrolijk laat vonkelen in het zonlicht. ’t Is er stil
in de nette gelagkamer der herberg, tevens brouwerij, waar
s brouwers dochter ons een verkwikkende teuge schenkt. Of dit