den, Ar n h e m aan Velp, Ut r e c h t aan Zei s t , en ’t zal niet.
lano- meer duren, eer de schoone hoofdsteden O van Ge l de r l and
en het S t i c h t door den „tram” — een’ stoomtram, naar men
zegt — aan elkander geschakeld zullen zijn. Dit jongste en be-
geerlijkste onzer openbare middelen van vervoer zal welligt in
de toekomst het aantal wandelaars verminderen , zeker zal het
hun, die van het gilde blijven, onschatbare diensten bewijzen.
Welke voordeelen vereenigt het niet! Het doorsnijdt niet de minst
vruchtbare of bekoorlijke streken en blijft niet hooghartig buiten
de grenzen der steden en ver van de dorpen. Het zoekt juist de
digt bewoonde plaatsen, de wegen, waar landgoederen liggen en
villa’s. Het snelt niet onbarmhartig voort naar enkele hoofd-
stations, om den reiziger aftezetten op de vastgestelde plekken,
vaak nog zoo ver van zijn doel. ’t Vergunt hem uit te stappen
of in te stijgen waar hij wil. ’t Gaat snel genoeg, om hem tijd
te doen winnen en toch niet zoo snel, of hij heeft ruimschoots
gelegenheid, om de schoonheden van het landschap te genieten.
’t Is veel goedkooper dan eigen gehuurd rijtuig, en met zijn
groote, heldere glasruiten, zijn balkons, misschien met zijn zit-
plaatsen „bovenop” , veel aangenamer dan de enge, voor uitzien
hoogst ongeschikte diligences en snorwagens. Yoor den wandelaar
zullen de bosschen, de heiden, de duinen, de zandsporen en
zijpaden nog in genoegzamen getale overblijven, om daar naar
den lust zijns harten rond te dwalen, maar bij het te verwachten
toenemen van het t-ramverkeer zal hij menig onbelangrijk eind
weegs gemakkelijk en in körten tijd kunnen afleggen en de schoonheden
längs menig inderdaad fraaijen grooten- weg bijna even
goed kunnen opmerken, als in de dagen toen zijn voeten hem
daar längs moesten dragen, wanneer niet het meeste en voor-
naamste daarvan voor hem zou verloren gaan. Waren de trams
een tiental jaren vroeger ten onzent in gebruik gekomen, of
hadden wij eenige jaren later onze zwerftogten aanvaard, hoe-
veel meer hadden wij misschien kunnen doen, hoeveel kosten
kunnen besparen, hoe menig weinig loonenden spoorrid kunnen
uitwinnen! Of is dat mogelijk wat sterk gesproken — onze
wandelingen zouden er zonder twijfel den invloed van ondervon-
den en er de voordeelen van gesmaakt hebben. Onder de ver-
anderingen, in dat tijdsverloop in ons vaderland gekomen, mögen
zij waarlijk niet onvermeld blijven, eri welke dingen wij ook hadden
verwacht, niets gaf ons destijds reden, om zulk een ver-
betering in de reisgelegenheden zoo haast aanstaande te rekenen.
Wij leven snel in deze eeuw en wie zal zeggen wat onze kinde-
ren nog weer boven ons voor zullen hebben!
Welk genot zal het zijn, op een’ sehoonen dag aldus de heer-
lijke landstreek tusschen Ut r e c h t en Ar n h em door te reizen,
in den open wagen , die het uitzigt vrij laat, of op de ruime,
gemakkelijke banken daar boven, van waar het oog ongehinderd
over het rijke en prächtige landschap kan rondgaan! Welk genot
is ’t nu reeds-, aldus den fraaijen straatweg te volgen van de
grijze bisschopsstad naar het bloeijende Zei s t , thans nog het
eindpunt van den Stichtschen tram!
Wij maken intusschen van deze lijn in haar geheele lengte
geen gebruik op den togt tusschen Ut r e c h t en Doo r n , waar-
toe wij ons opmaken. Bi jna even goed, maar toch niet even goed
als te voet, worden de menigvuldige schoonheden van dien weg
gezien en ’t ’i s ons minder om een oppervlakkig overzig't, dan
om een naauwkeuriger beschouwing van dit gedeelte van het Sticht
te doen, wanneer wij aan onze tradities getrouw willen blijven.
He volle vrijheid is alleen het deel des wandelaars. De tramlijn
dient ons voor het eerste, minder belangrijke gedeelte van den weg.
Daarmede is niet bedoeld, dat de stad Utrecht, voor zoover
wij die doortrammen, onbelangrijk zou zijn. Verre van daar!
Door haar geschiedenis,. haar nog uit de grijze oudheid gespaarde
gebouwen, haar tegenwoordige beteekenis op velerlei gebied, heeft
zij regt, zieh fier onder de merkwaardigste steden des lands te
rekenen. Maar wij achten onze wandeling begonnen, als wij haar
sierlijk beplante boiwerken, haar heldere singels achter ons heb