aan den kant van het dorp heeft een schoorsteenstuk uit de
17de eeuw, met goed geschilderde portretten.
Er heeft vroeger te Sondel een stins gestaan , wier geschiedenis
een bijdrage levert tot de kennis van de verbittering, waarmede
in de 15de eeuw de burgerkrijg in Eriesland woedde. In 1428
woonde er te Wyckel een priester, Heer P e t e r van Wyc ke l ,
een edelman van grooten invloed, die eerst op gevorderden leef-
tijd den geestelijken stand had omhelsd. Wi jbe Mi nn ema
overviel hem met een bende Schieringers, ligtte hem op uit de
kerk en bragt hem zwaar gewond voor de stins van zijn’ zoon
Agge te Sondel, met de belofte, dat zijns vaders leven door
de overgave van het huis zou worden gered, terwijl bij verdere
verdediging diens dood onvermijdelijk was. Agge aarzelde, maar
de grijze priester zelf beval hem, de stins niet optegeven en voor
de oogen zijns zoons werd hij doorstoken. Yerbitterd trok de
vijand af, maar Agge zon op bloedige wraak. In ’t volgende
jaar viel Wybe Minnema door zijn zwaard. Nu was de beurt
weer aan Wybe’s bloedmagen en partijgenooten. Vruchteloos werd
echter de sterke stins te Sondel belegerd en menig Schieringer
vond er den dood. Jaren woedde de veete. Eindelijk, in 1442,
bezweek d$ Sondeler stins en toen het werk der verwoesting
gedaan was, bleef Agge onder de dooden liggen. Maar hij leefde
nog. De trouw zijner vrienden en de zelfverloochening eener
vrouw redde hem. Zelfs begon hij de krachten terugtewinnen,
toen een omgekochte sluipmoordenaar hem op zijn ziekbed door-
stak. De haat had gezegevierd, maar de Schieringers hadden zieh
de verbittering van het volk op den hals gehaald en hun schande-
lijke overwinning op Agge van Wyckel kostte hun een goed deel
van hun' aanhang.
Als wij Sondel verlaten hebben, zien wij nog eens terug op het
woeste, indrukw§kkende landschap, met het bosch. van Beuckens-
wijk en het meertje daarachter, met de hooge boomen van de
laan en de huisjes van het dorp. Dan gaat het verder. Voor
ons rijst de hooge, eenzame toren van N ij emi r dum boven
het open veld. De schrale, met hekken omringde weiden en de
met diepe greppels van elkander gescheiden akkers houden ons
gezelschap. Wild uitgewaaide en door den zeewind geteisterde
eiken groeijen hier en daar. Aan onze regterhand liggen bosschen
en van verre onderscheiden wij een smalle, blinkende streep
onder de graauwe lucht —■ de zee. Nu en dan leidt de weg door
een eikenlaan of tusschen akkermaalshout, met boekweit- en
havervelden afgewisseld. Een breede zandweg onder knoestige
eiken loopt zijwaarts in de rigting der verre bosschen. 't Is een
der wegen naar de W i l d emark t . Wij hebben dien nog niet
te kiezen. Eerst later komen wij op de beide in het bosch, die
reeds sinds eeuwen zoo menigmaal de Gaasterlanders vereenigd
zag. Een hevige regenbui drijft ons naar de herberg, tevens post-
kantoor, een der zeer weinige huizen, waaruit het dorpje Nijemirdum
bestaat. Tijdens onze gedwongen rust hebben wij althans
een fraai uitzigt over een groote, golvende, boschrijke vallei, op
de duinen en bosschen van Rijs en op het naderbij gelegen
geboomte, waarin zieh het landhuis van Lyck l a m a b o s c h
verschuilt.
Heeft de kerk van Nijemirdum vroeger in het dorp gestaan,
dan blijkt wel het groot verlies aan woningen, door de plaats
geleden. De toren, die thans nog alleen over is, Staat een eind-
weegs van de huizen op een kerkhof. 't Is te zien, dat de kerk
eenmaal een ruim en groot gebouw moet zijn geweest, gelijk
alld oude Gaasterlandsche kerken, die schijnen te bewijzen dat
er voor eeuwen een talrijke bevolking woonde. Oorlog en burgertwist
deden het hunne, om de grietenij te ontvolken. Nijemirdum
werd in 1329 deerlijk geplunderd en in den Spaanschen krijg
had de landstreek veel van de Staatschgezinde overburen aan
gene zijde der zee te lijden. Maar ook de voortdurende aanwinst
van vruchtbaren grond deed er velen verhuizen van de schrale
hoogten, die wel een veilige woonplaats hadden opgeleverd, toen
de wateren nog een groot deel van het tegenwoordige Eriesland
bedekten, maar op den duur voor harden arbeid slechts karig
voedsel gaven. Van de stinsen veler edelen en van de huizen veler
eigenerfde boeren is niets meer te vinden.