wel, in het drukst van den tijd, in den zomer, als ’t vacantie
i s , kan hij niet altijd op logies rekenen. De logementen zijn dan
vaak bezet met families, die er „en pension” eenige weken door-
brengen. Daarvoor beboeven wij heden niet te vreezen. t Is reeds
laat in het jaar. De herfst heeft reeds eenige boomsoorten ont-
bladerd, anderen met zijn rood en bruin en goudgeel getmt.
Reeds lang is de oogst van de velden binnen gehaald en de vruch-
ten van de ooftboomen zijn allen geplukt. De zomeruitstapjes zijn
gedaan, vele buitenplaatsen en optrekjes reeds verlaten door eige-
naars of huurders, die in stad hun winterkwartieren betrokken.
Plaats kunnen wij nu overal in overvloed vinden. Maar de avonden
zijn lang en donker en zal onze togt ons geen dagen kosten,
dan mögen wij niet te veel den grooten weg verlaten. Hier en
daar zal het toch van zelf wel onvermijdelijk zijn, waar wij in
den onmiddellijken omtrek der dorpen bosschen en landgoederen
aantreffen, die wij niet onbezocht mögen laten, zonder gansche-
lijk ontrouw te worden aan onze roeping als wandelaars. En twee
dagen — körte najaarsdagen als zij zijn — worden wel vereischt,
als wij niet al te overhaast en al te oppervlakkig het bekoorlijke
en aan afwisseling zoo rijke oord zullen doortrekken. Het Station
D r i e b e r g e n opent de gelegenheid om naar Utrecht te gaan
en daar den avond door te brengen, den volgenden morgen aan
datzelfde Station den draad weer opvattend, — tenzij men, zoo
als wij, reden had, om liever in Rotterdam den dag te besluiten.
Waarom dan den körten herfstdag, niet den langen zomer-
dag gekozen? ’t Is dan ook immers de tijd, om zulke streken
te bezoeken, als de buitens bewoond zijn ; als de bloemen er
prijken in hun volle pracht, als vrolijke groepjes onder de
veranda’s der landhuizen zitten of lustig speleri onder het groen der
bloeijende heesters, als sierlijke rijtuigen en vlugge ruiters elkander
kruisen op de breede wegen en alles van weelde spreekt en
van levensgenot! Maar ’t is niet altijd zomer en er zijn nog andere
bezigheden en pligten, dan met den wandelstaf in de hand te
dwalen door de bosschen, te dolen ,over de heiden, rond te trek-
ken over de landgoederen. Als er afwisseling wordt verlangd in
de streken, die wij zamen bezoeken, dan is er niet altijd sprake
van den besten tijd te kiezen; dan moet vaak de eenig moge-
lijke tijd worden gebruikt en herinnering of verbeelding zonne-
sohijn laten stralen over het landschap, dal onder den somberen
najaarshemel sluimert, of waar de fijne jagtsneeuw dwarrelt. Maar
daarom meene niemand, dat alleen de zomer, als „de rijkdom”
buiten is, de geschikte tijd zou zijn voor een wandeling door
de Stichtsche lustwarande. Rijke kleuren heeft de bloemenschat
der weelde, maar niet minder rijke tinten heeft de herfst voor
’t geboomte en voor het struikgewas. Liefelijk is de glans, die
de dalende zon in het schoone jaargetijde verspreidt over de
natuur, maar prächtig is ook de gloed, waarmede zij in digte
wolkgevaarten schuil gaat en stouter luchten zijn er niet, dan die
in het najaar stralen tusschen de ontbladerde takken. Wij be-
hoeven ons niet al te zeer te beklagen, als onze weg ons in dezen
tijd des jaars herwaarts leidt.
Zie eens, hoe geestig verlieht dit landwegje naast den stal
der herberg is, waar hooge wilgen zieh buigen over de rieten
daken van blinkend witte huisjes en over de geele bladeren in
het spoor, als strepen van mat goud over den bruin grijzen grond
getrokken. Zie eens, hoe ernstig längs den zijweg aan het einde
van het dorp de breede beukenlaan zieh uitstrekt, waar de blanke
stammen oprijzen uit het bed van afgevallen loof en de kloeke
takken als vergulde bogen dragen. Zij spiegelen zieh in den helde-
ren vliet, die ook de bruine eiken en de gouden kastanjes van
Ho u d e r i n g e weerkaatst en zieh in de verte verliest in het
digte, rijk geschakeerde gebladerte. Wij mögen niet afwijken,
noch ter regterhand naar het landgoed, dat in de plaats van
het oude klooster Oos t b r o e k is gekomen, noch ter linker, waar
de kunstweg ons naar ’t voistelijk So es t d i jk of naar de liefe-
lijke Y u u r sc h e, met het statige Dr a k e s t e i n en het voor-
vaderlijk offeraltaar onder de schoone linden zou leiden. Een enkele
blik alleen is ons vergund.
Er is , tot veler leedwezen, geen vrije wandeling meer op
Houderinge, sedert baldadigheid er misbruik van heeft gemaakt.