heuvels schijnen geen afdoende nasporingen te zijn gedaan. Wel-
ligt verbergen zij nog wcl dergelijke monumenten nil den voor-
tijd en misschien wordt eenmaal de aantrekkelijkheid van Rijs
nog verhoogd, als te midden van wat de beide laatste eeuwen
hier hebben gewrocht, ook een gedenkstuk van een lang ver-
dwenen geslacht kan worden getoond.
Wij moeten scheiden van het schoone landgoed. De tijd dringt
en ons wacht nog een vrij lange weg. Over ’t algemeen kunnen
wij dien met genoegen bewandelen. Tusschen Rijs en de herberg
Kippenburg aan de Wi l d ema r k t vooral is hij aan schoon-
heden rijk. Prächtige dennen prijken er bij het dorre heideplein,
waar volksvergaderingen,' markten en kermissen werden gehou-
den en waarop vele breede zandwegen zamenloopen. De poging,
om hier in een uitgebreide hoenderteelt voordeel te vinden, is
mislukt. Alleen de naam van het goede logement is er nog van
overgebleven. Hier is een middelpnnt van het. Gaa s t e r l a n d ,
in den zomer door velen bezocht en ook als verblijfplaats voor
eenige dagen aanbevolen door wie er vertoefden.
Hadden wij gisteren Balk niet reeds gezien, dan zouden
wij nu den rijweg längs de breede vaart moeten houden, want
de hoofdplaats van Gaasterland mogten wij niet onbezocht laten.
Thans kiezen wij het boschpad, dat eerst eveneens längs de vaart
en straks over Rug a h u i z e n ons naar Wyckel brengen zal. Wij
leeren dan tevens nog iets meer van de bosschen in het binnen-
land kennen en het afgelegen gebucht, waar in 1685 eenige
refugies zieh hebben gevestigd. Het hqmt is echter niet bijzonder
fraai en het gehucht, met zijn eenvormige, gewone huizen längs
den weg, heeft niets opmerkelijks. Toch is de wandeling niet
onaangenaam en de zon begünstigt ons meer dan dezen morgen.
Het torenspitsje van Balk blijft op eenigen afstand en daarachter
rijst de. hooge steenen spits van Har ich. De pastorie van dat
eens aan stinsen rijke dorp was tot voor weinig jaren een ge-
deelte van de stins der, Minne ma’s, waar, naar men zegt,
indertijd munt werd geslagen. Thans is zij gesloopt. In Maart
1871 werd ook het kerkhof opgegraven en kwam er een ring-
muur van groote keisteenen voor den dag. Ook vond men er
een twaalftal aarden potten, vol kinderbeentjes. ’t Werd toe-
geschreven aan de omstandigheid, dat er te Harich eertijds een
mannen- en vrouwenklooster was geweest, die gemeenschap hadden
door een’ onderaardschen gang, voor 40 jaar nog aanwezig.
’t Is het gewone verhaal, waarbij ’t echter onzeker blijft, of
die gang niet veel meer tot een der stinsen behoord heeft,
terwijl het verzamelen van de kinderbeentjes in potten vreemd
mag worden genoemd. Daar het aardewerk van vrij nieuwe be-
werking schijnt te zijn geweest en van asch niet gesproken wordt,
mag aangenomen worden, dat het geen voor-christelijke begraaf-
plaats was.
Hebben bij Harich werkelijk twee kloosters gestaan, dan moet
Gaasterland er rijk van voorzien zijn geweest. Immers ook bij
Lycklamabosch en bij de Wildemarkt werden, naar men zegt,
dergelijke gestichten gevonden. Het laatste was een hospitaal. Boven-
dien was er een klooster van Augustijner monniken binnen Sloten.
Nu en dan komt ons een wagen met lijsterbessen voorbij;
ook op den zolder van Beuckenswijk zagen wij tal van roode
trossen hangen en menig boom längs onzen weg getuigde, dat in
het 'najaar het leven van honderden vogels ernstig bedreigd wordt.
Niet; zonder genoegen lezen wij in een plaatselijke courant, dat
dit jaar eenige beperkende maatregelen voor de bosschen van Rijs
zijn genomen. Waren er vroeger, die tot 3000 beugels ophingen,
thans moet door ieder, die lijsterstrikken wil gebruiken, een
recognitie van 25 cents worden betaald, tot een maximum van
610 beugels. De slachting kan toch nog groot genoeg zijn!
Opmerkelijk is ’t , dat het aantal spreeuwen reeds zeer be-
langrijk schijnt verminderd, ten gevolge van den verdelgingsoorlog
door oud en jong tegen hen gevoerd. De zwaluwen zijn er nog
overvloedig. Gansche zwermen scheren längs den grond, of in lange