bewaard. Op den bovengang, waarop de karaers der tweede ver-
dieping uitkoinen, vinden wij wederom een aantal partretten,
waaronder er zijn van meer dan middelmatig gehalte. Eigenaardig
zijn de zolders boven het oudste gedeelte, waarvan het kapwerk,
met de ruw met de bij] behakte bindten, volgens deskundigen meer
dan vijfhonderd jaren teilen kan. Boven de voormalige kapel liggen
de overblijfsels van een paar eikenhouten balken, grootendeels ten
behoeve der latere dakconstructie afgezaagd, versierd met figuren,
waarvan eene een duimschroef schijnt te moeten voorstellen.
Oorspronkelijk was de toegang tot het kasteel niet, zooals tegen-
woordig, aan den dijk, die eerst in de vorige eeuw is gelegd. De
poort met torens en brug bestond echter reeds in 1602, zooals
uit de afbeelding blijkt. Vermoedelijk liep de weg naar het slot
destijds door het bosch er tegenover. Maar oudtijds was de vcour
d’honneur” waar thans de tuin is. Toen stond aan het einde van
den ommuurden voorhof een poort en ging de weg van daar over
twee nog bestaande eiländjes naar den grooten Vughtschen //dijk”
in de rigting van den Bosch. Maurick was dus een echt waterkasteel.
Van de geschiedenis van het huis schijnt weinig bekend. Reeds
zeer vroeg hadden onderscheidene adellijke geslachten in dezen
omtrek hun kasteelen, en naar ons berigt wordt moet Maurick
reeds in de 12de eeuw bestaan hebben en in oude stukken /,Malde-
rik op zijn’ berg” 'worden genoemd. ’t Is ons intusschen niet ge-
lukt, inzage te verkrijgen van de bescheiden in het bezit van
den Heer P r o s p e rC u y p e r s van V e l d h o v e n te Brussel, die
daaromtrent nader licht moeten verspreiden, en verwarring met
het Geldersche huis Malderik zou mogelijk zijn. Langen tijd be-
hoorde het aan het geslacht Heym en schijnt het Heymshui -
z inge geheeten te hebben. A n to n i s Duyk in zijn //journaal”
zegt, dat wSyn Excie te Vucht ging logeren op ’t huys te Hem.”
Volgens sommigen heeft het zijn’ tegenwoordigen naam te danken
aan dit verblijf van prins Maur i ts binnen zijne muren. Eens,
op een’ Zaturdag, — zoo verhaalt de familieoverlevering, — zat
de prins hongerig aan tafel, gereed den maaltijd te beginnen.
Daar kwam een kanonskogel uit het fort Isabella door het venster,
sloeg alles, wat op tafel stond kort en klein en Z. Exc. kreeg
dien middag niets voor het mes, dan de pannekoeken, door de
keukenmaag'd in der haast gebakken. Een variatie op ’t verhaal
vermeldt, dat een bom juist in den keukenschoorsteen teregt
kwam en het gansche maal deed verongelukken. Nog langen tijd
was ’t op het huis de gewoonte, des Zaturdags pannekoeken te
eten, ter herinnering aan den prins.
Hebben wij het kasteel verlaten, let dan op dien ouden,
hoogen iep tegenover de brug. Ook daaraan verbindt zieh een
verhaal. ’t Was op een kouden Decemberavond in een der laatste
jaren der vorige eeuw. De tuinman hoorde in zijn huisje, daar
bij het hek, een klagend geschreeuw. Uitziende bemerkt hij, dat
een reusachtige wolf bezig is , een kalf te versekeuren op de weide
daar ginds bij het bosch. Haastig wordt het bgrigt gebragt op
het huis; waar de Heer van Be r e s t e y n met zijn drie zonen
en een’ bejaa'rdon gast aan den disch zitten. De geweren worden
gegrepen, de vader en de jonkers verdeelen zieh in het bosch,
om den wolf door de laan naar den dijk te drijven; de löge
posteert zieh bij den iep, waar het ondier voorbij moet komen.
En de wolf kwam ook voorbij, maar de oude heer was zoetkens
ingedommeld. ’s Morgens vond men het spoor in de sneeuw, digt
bij den boom. Een paar dagen later werd het dier geschoten in
de bosschen van Ou d -He r l a e r . Van wolven was destijds de
provincie nog geenszins misdeeld en allerlei. verhalen zijn nog
in omloop omtrent verwoestingen, door hen aangerigt en omtrent
overwinningen, door moed en list op hen behaald.
Wij behoeven tegenwoordig de ontmoetingmetdergelijkeonwel-
kome gasten niet meer te vreezen, al gaan wij den langen, een-
zamen weg naar Bo xt e l op met de kans, om inmiddels door