Van Gulpen knnnen wij over Wi t t h em naar Wi j l re terug
wandelen. Wat ons daartoe beweegt, is het tweetal kasteelen,
volgens de kaarten en plaatsbeschrijvingen op dien weg te vm-
den. Getrouw aan ons programma, om zooveel mogebjk die over-
blijfselen van middeleeuwsche bouwkunst te leeren kennen, scher- .
den wij — te spoedig naar onzen wensoh! — van het bekoorlijke
Gulpen, om onzen pligt te doen. Zoowel van het adellijke huis
te Wi t t h em als vart het k'asteel C a r t i l s mögen wij eenige
verwachtingen koesteren. Beide sloten toch bogen op een lang
verleden en beiden behoorden tot voormalige vrije. heeThjkheden,
wier bezitters in den gravenstand werden verheven.. Door oud-
heid of aanzien kunnen zij dus ligt onze opmerkzaamheid verdienen.
’t Blijkt ons, dat wij anderen niet behoeven op te wekken,
ons voorbeeld te volgen. De breede keiweg op Witthem, met
groote iepen beplant, aan den voet der hoogten, is niet onaan-
- genaam, maar biedt toch niets opmerlcelijks aan, en al behoort
hij tot de oude Romeinsche heirbaan, die Maastricht aan Aken
verbond, wij zien er niets, dat ons aan dien oorsprong hermnert.
Het dorpje is klein en heeft maar zeer weinig huizen, behalve
het kasteel en het prächtige klooster, door paters Redemptoristen
bewoond. In het jaar 1732 werd het door den Heer van Wi t t
h e m , grave van P l e t t e n b e r g , ton behoeve van Capucijner
monniken gesticht. Van den grooten weg vertoont zieh het kasteel
als een grijs vierkant gebouw, met een hoog leijen dak en een
ronden, met een spits gedekten toren op den hoek. Het front
is naar den binnenweg op Wijlre gekeerd. Daar heeft het een
vooruitspringenden vleugel en een’ lagen, achtkanten toren , waann
de ingang is aangebragt, in den hoek, door den vleugel gevormd.
Groote schüren en bouwhuizen staan er nevens op de plaats van
den ouden voorburgt, en een open plein voor het huis binnen
de gracht schijnt de vroegere. uitgestrektheid aan te wijzen van
het eenmaal sterke slot, dat in 1286 den geduchten Wa l ram
van Va l k e n b u r g buiten zijn muren hield.
Voorwerpen van Romeinschen oorsprong, m de nabijheid op-
gegraven, getuigen dat de landstreek reeds vroeg w e r d bewoond.
HEEREN VAN WITTHEM. 63
De groote heirbaan van Maastricht op Aken liep er trouwens in
de eerste eeuwen onzer jaartelling reeds, evenals thans, door-
heen. In 1125 sebonk eene edele vrouw, Ud a, haar goed te
Witthem aan de abdij van St. J a c o b te Luik. De latere Heeren
van Witthem, dje sedert het begin der 13de eeuwin geschie-
denis en oorkonden voorkomen, behoorden tot het geslacht J u 1 e-
mont . Onder de banier van den hertog van Brabant streed
Ar n o l d van Wi t t h em wakker mede in den slag van Woe-
ringen en zag, tot loon voor zijn diensten, zijn heerlijkheid be-
langrijk vergroot. In 1312 was het leen opengevallen en een
bastaard van Brabant werd er mee beleend. Ook de „sires” uit
dat geslacht lieten zieh nooit vergeefs op het slagveld of onder
de muren van belegerde steden en bürgten wachten, als hun
hulp werd gevraagd, gelijk zij hun zegel hingen aan gewigtige
staatsstukken en tot bewaring van den Landvrede hun diensten
leenden. Sedert 1466 kwäm Witthem aan het edele huis van
P a l land t , en keizer Karel verhief de heerlijkheid, ten behoeve
van Heer Ploris van Pallandt, tot een graafschap. Onder hetbestuur
der Pallandts werd ook dit graafschap voor de hervorming open-
gesteld, en de hertog van Alba bezette in 1568 het kasteel, dat
echter weer door den graaf van Culemborg werd veroverd. Tien
jaar daarna nam P a rm a het in bezit. Met de andere Culern-
burgsche goederen ging ook Witthem in’ 1597 aan het grafelijk
huis van Wa l d e c k over. Sedert 1689 verklaa.rden zieh de Heeren
van Witthem, als souvereinen van den leenband, van Brabant
ontslagen en geregtigd tot zitting op de landdagen van den West-
faalschen kreits. Na körten tijd aan andere geslachten behoord
te hebben, werd het graafschap in de eerste helft der vorige eeuw
een bezitting der graven van P l e t t e n b e r g , die ook den Neu-
b o r g kochten, maar hier hun gewoon verblijf hielden, totdat
de kans keerde en de Neuborg uit zijn verval werd opgerigt, terwijl
voor „den P l e t t e n b e r g ” lange jaren van verwaarloozing en
verlatenheid kwamen. Tegenwoordig is het eerwaardige huis weer
bewoond door den eigenaar, den-heer J. M. H. Merc k eIbach ,
lid der Gedep. Staten van Limburg. Staat het in aanzien en lig