1831 door den bisschop van Luik tot klein-seminarie konden
worden ingerigt. Tegenwoordig hebben zij een dergelijke bestem-
ming. Zij huisvesten eenige honderden leerlingen en een dertig-
tal professoren, benevens het noodige dienstpersoneel, en beslaan
met haar voor- en binnenpleinen, haar nevengebouwen en tuinen ,
een zeer belangrijke uitgestrektheid. Al gingen de bezittingen der
abdij verloren, haar voormalige luister is nog geenszins vergaan.
Längs de hooge tuinmuren en door een tweetal poorten be-
reiken wij het groote hoofdgebouw, welks breede voorgevel met
een tweetal torens prijkt. In het midden van het front rijst de
fiere Romaansche kerktoren, in 1678 vernieuwd, omhoog. Een
vierkante toren, met een sierlijk koepeldak gekroond, springt op
den hoek vooruit. De gansche gevel is van donkerkleurigen bak>
steen met hardsteenen banden, van kruisramen voorzien en in
deftigen stijl gebouwd. Op ons verzoek wordt ons gereedelijk de
toegang vergund en de Regent, prof. W. Eve r t s , heeft de wel-
willendheid, ons persoonlijk te geleiden. Het allereerst bezoeken
wij de schoone, ruime kerk, met haar merkwaardige crypt. Dit
.zeer fraaije en door kenners hooggeroemde bouwwerk, in den vorm
van een Latijnsch kruis, ten deele uitstekend in stand gebleven,
ten deele door den architect Cui jper s voortreffelijk gerestau-
reerd, dagteekent uit de 12,le eeuw. Met verschilfende tusschen-
poozen en bij gedeelten opgetrokken, was zij in 1209 voltooid.
Twee rijen van vijf zware pijlers, —■ prächtige monolithen, door
rondbogeu verbonden, — dragen het gewelf van het middelschip.
In het Wormdal vond de bouwmeester een steensoort, die, rijk
gekleurd, fijn en hard van korrel, zieh als geel, met rood en bruin
en grijs gevlamd en geaderd marmer vertoont en tot de schoon-
heid van de spaarzaam versierde, statige pij 1 er-basiliek niet weinig
bijdraagt. Een aantal gebeeldhouwde zerken dekken de graven veler
abten, en ook Limburgsche hertogen kozen hier hun laatste rust-
plaats. De zerk van hertog Walram I I I is door een koperen
rooster tegen beschadiging beveiligd. Maar ’t mögt der abdij niet
te beurt vallen, ook het overschot van haar’ hodgvereerden stichter
te bewaren. Op reis naar zijn geliefd Klooäterrade had hij eenige
dagen bij den graaf van S a f f e nb e r g op diens bürgt aan de
A h r vertoefd. Onder weg stierf hij, in 1122, te S e t t e n i c h in *
de nabijheid van Bonn en werd in de slotkapel aldaar begiav.en.
Ondanks zijn’ eigen wensch, om in zijn stichting te worden bijge-
zet en ondanks alle bemoeijingen des graven, wilden die van
Settenich het lijk van den Heilige niet afstaan, en in 1771 werden,
bjj herstellingen aan de k a p e l , z i j n beenderen teruggevonden.
Rijker aan bouwkundige sieraden dan de kerk, die vooral
door edelen eenvoud uitmunt, is de crypt, het oudste en ook
het merkwaardigste deel van het gebouw. In 1104 begonnen , werd
zij in 1108 door bisschop Ot b e r t van Lu i k gewijd. Ai l b e r t
zelf wordt als de bouwmeester genoemd. De oorspronkelijke vorm
van een klaverblad is in ’t inwendige der crypt geschonden door
een’ muur, die de halfronde noordelijke absis grootendeels af-
sluit, terwijl ook de zuidelijke achter zware kolommen is verborgen.
De bouw van het koor, dat uit den tijd der late Gothiek
af komstig is , eischte deze steunsels, tot groote schade der schoone
benedenkerk. Toch bleef er nog veel opmerkelijks over en met
name de eigenaardige, op verschilfende wijze gegroefde en versierde
kolommen van rooden zandsteen, de met fantastische
menschen- en dierenfiguren bedekte kapiteelen, de zonderlinge,
monsterachtige of lachverwekkende gestalten waarop de zuilen
rusten, trekken in hooge mate de aandacht, als uitnemende
proeven van hoog ontwikkelde kuust en van zinrijke symboliek.
Bij onze verdere omwandeling door de uitgestrekte klooster-
gebouwen, die twee door de kerk gescheiden binnenplaatsen in-
sluiten en een reusachtig vierkant vormen, vinden wij lange,
breede corridors, waarop talrijke ruime zalen uitkomen. Daar
Rolduc in zieh vereenigt een gymnasium, een hoogere burger-
school en een Duitsche ^Realschule” , is het onderwijs er veel-
omvattend en vereischt een menigte van localen. De leerzalen
zijn licht en luchtig en van de noodige hulpmiddelen voorzien.
Aan verzamelingen van teekeningen, modellen, pleisterbeelden
voor het onderwijs in teekenen en bouwkunst, van opgezette
dieren, ertsen , planten, van physische instrumenten, van platen,