vlakte. In den zomer prijkt op een goed deel dier uitgestrekt.e
velden het golvend graan, — de tarwe vooral, die van ouds als
de beste van Holland werd geroerad. Dan wast de bloemkool op
tal van akkers en in den bloeitijd der aardappels breidt er zieh
een eenvoudig, maar vriendelijk bloemtapijt uit. Nn is alles nog
kaal en ledig. De duinen in de verte en de verspreide kerktorens,
van roode daken omringd, rijzen op uit een plat en eentoonig
landschap, dat veel van zijn bekoovlijkheid heeft verloren, sinds
het overvloedig houtgewas, waarin Rijnsburg vroeger lag, werd
uitgeroeid. Aan beweging ontbreekt het intusschen niet. Groote
boerenwagens rijden over den open grintweg, of over de mime
velden. Als zij stilstaan, werpen mannen met schoppen de lading
er uit om zieh heen. Honderden van meeuwen zwermen met
hun krijschend geschreeuw in het rond, telkens zieh neerlatend
en weer opvliegend, in voortdurende onrust en onderlingen twist.
Wie thans met verkoudheid is behebt, ,^ - en daarop is in onze
lentedagen wel kans —• mag zieh gelukkig prijzen. Op zijn zachtst
gesproken is de geur, die van de velden ons tegenwaait, min
aangenaam. Van vischgrom, vischkoppen, visekingewanden en
dergelijken afval, door de omliggende zeedorpen geleverd, maken
de //koolbazen” tot bemesting van hun akkers een zeer ruim ge-
bruik. De kool groeit er kostelijk door, al verloochent zij den
grond, waarin zij opwies, niet. De meeuwen genieten, nu zij
zonder veel moeite te gast ¿aan aan zulk een’ rijk voorzienen
disch. De Rijnsburger mensch schijnt er aan gewoon. Men zegt
zelfs, dat hij de spetie bewaart onder zijn bedstede, en däaraan
de epidemische ziekten dankt, die van tijd tot tijd zijn woon-
plaats bezoeken. Maar als in prins Ma u r i t s ’ tijd de bloemkool-
teelt reeds op deze wijze bij Rijnsburg in zwang was, dan had
hij zeker niet in het voorjaar den Franschen gezant tot een toertje
in dezen omtrek uitgenoodigd en nog minder had hij stil gestaan,
om den vreemdeling te verbazen met de Latijn en andere talen
sprekende boeren! Ons althans zou ’t niet in de gedachte komen ,
te beproeven, of wij in een’ dier vischgtom rijdende, of vischgrom
scheppende arbeiders ook een’ v an d e r Codde konden
ontdekken. Met versnelden pas doorwandele'n wij het vergiftigd
oord en ademen wat vrijer, als wij het dorp hebben bereikt.
R i j n s b u r g is een zeer oude plaats. Men beweert, dat de
Romeinen er een’ bürgt hadden gebouwd aan een’ der armen
van den Rijn, die in overoude tijden hier tusschen de hooge geest-
gronden stroomde. Sporen van hun verblijf in deze streken zijn
dan ook vroeger en later gevonden. K a t wij k bewaarde de grond-
slagen van den B r i t t e n b ü r g en onder zijn duinzand menig
overblijfsel uit de eerste eeuwen onzer jaartelling. En bij Rijnsburg
had Box h ö r n steenen gezien met het inschrift:
L e g . I n f . G e r . }
Voorts kwamen er munten en penningen voor den dag, gelijk
aan die, welke bij Vo o r b u r g waren opgedolven. Ad r i a n u s
P a rs zag er een aarden lampje, met den naam A t ime tu s , en
ander pottebakkerswerk. In de muren der abdij moeten steenen
zijn gebruikt, die blijkbaar van Romeinschen oorsprong waren.
Eenige eeuwen later, in het midden der 9de eeuw, vielen de
graven T i e t b o l d en Ger o l f in een bloedig gevecht tegen de
plunderende Noormannen bij R o t h u l f v a s hem, zooals Rijnsburg
destijds schijnt geheeten te hebben. Voor 866 schonken Radul -
fus en A l d b u r ge dertien mansen te Ro t h a l n u s h em, gelegen
,/hinorthan flieta,” (benoorden d en Vl iet ) aan de kerk van St.
Ma ar ten. In 974 versloeg g'raaf Di rk er de stroopende West-
f r iezen en stichtte er een kapel, wier grondslagen in 1613 aan de
Oostzijde der abdijkerk moeten zijn teruggevonden en aanvankelijk
voor overblijfsels van den ouden Romeinschen bürgt werden ge-
houden. Daar wordt ook gesproken van een kasteel of jagtslot,
door denzelfden graaf D i r k hier gebouwd met de trassteenen
van den door de Noormannen verwoesten bürgt. Kapel en jagtslot
zouden dan later, in 1133 of ’34, door P e t r o n e l l a van
Saxen, de kloeke weduwe van graaf F l o r i s II,' gesloopt zijn
en hun afbraak gebezigd voor ’t door haar gestichte klooster.
1 Legioen van Ned er -Grerman ig.