de duinenreeks golft. Op het punt waar de straatweg een’ scherpen
hoek maakt, moeten wij kiezen. Houden wij dien weg, dan komen
wij voorbij een aanzienlijke buitenplaats, h e t ho f t e r W e g e n ,
die fraai hout heeft, maar waaraan geen historische herinneringen
zijn verbonden. Gaan wij regtuit, het zandpad op, dan hebben
wij nevens ons elzenboschjes en weiden, dan zien wij de groote
plassen bij de Kaag, waarvan het torentje ginds even uitsteekt,
en dan komen wij de boerderij voorbij, die de plaats van het
voonnalige adellijke huis Ou d -Al k ema d e inneeint. Ook dit
was het stamslot van een oud en edel geslacht, in de vorige
eeuw een deftige heerenhuizinge, met een’ slanken achtkantigen
toren, een uitgebouwden vleugel aan den acht.ergevel en twee
torentjes aan het voorplein. Men bewaarde er, onder andere
merkwaardigheden, een portret van Anna van Be rc hem, de
laatste, die den titel van a bd i s van Ri jnsb ur g heeft gevoerd.
In het jaar 1751 werden er de grondslagen gevonden van een’
ouden ronden bürgt, met muren van 8 voet dik, van groote
steenen opgemetseld. Oud-A. lkemade is in 1824 tot den grond
toe gesloopt en de beide torentjes van het voorplein, destijds
nog gespaard, zijn thans ook den weg van zoovele overblijfsels
uit den voortijd gegaan.
Gelukkig geldt dat niet van den belangrijken bouwval, die
van het vermaarde kasteel Te y l i ng e n overbleef. Nog altijd
verheffen zieh de merkwaardige halfronde muren van dien grijzen
bürgt met een goed deel van den ringmuur, die eens den opper-
hof insloot. Wij vinden ze, als wij het vriendelijke Sassen -
heim door zijn en den zijweg naar ’t Station Pi e t Gi jzen-
b r u g ongeveer ter helft achter ons hebben.
In Sassenheim zelf behoeven wij ons niet op te houden. ’t Is
een fraai en vrolijk dorp, waar de straatweg door heen loopt.
Er is een nieuwe R. C. kerk, in 1870 gewijd, en een vrij groote
Hervormde kerk, met een’ kloeken toren en een laag koor. Er
zijn nette huizen en groene boomen aan de dorpsstraat en enkele
heerenhofsteden. Ook is er een haven met s c h e e p j e s . Een en ander
maakt een’ aangenamen indruk, maar vereischt geen bijzonder
onderzoek. Al is Sassenheim eene oude plaats — zij wordt reeds
vöör 993 als S a x n em genoemd onder de plaatsen, waar graa
A r n u l f hoeven aan het klooster te Egmond schonk — van oud-
heden schijnt er niets meer aanwezig. Het „huis” , tot 1322 door
de Heeren v a n S a s s e n h e i m als eigen goedbezeten en door Heer
Di r k in dat jaar den grave van Holland opgedragen, bestaat
sinds lang niet meer. Van de hofstede h e t O l d e K o n i n g s -
h u i s , bij den ingang van het dorp, schijnt de geschiedems, als
het een geschiedenis heeft, onbekend. Het adellijk geslacht v a n
S a s s e n h e i m , waartoe twee der stichters v a n de vermaarde abdij
L e e uwe n h o r s t , de Haarlemsche pastoor A r n o l d u s en zijn
broeder Wa l v i n u s behoorden, is reeds voor eeuwen uitgestor-
ven. — De lentedag is niet lang meer en zal de schemenng
de ruine van Teylingen niet gansch omhullen, eer wij haar gnjze
puinen hebben aanschouwd, dan dringt ons de naderende avond
tot eenigen spoed.
De zijweg tusschen de jonge eikenstammen is niet zeer lang,
maar de kruinen der boomen blijven den bouwval verbergen,
totdat op eens de hooge, forsche steenklomp boven het omrin-
gend hout te voorschijn treedt. Stroef en streng is hij van vorm,
maar indrukwekkend rijst hij op tegen de graauwe lucht.
Van de zijde van Sassenheim körnende ziet men niets anders
dan den hoogen, rood steenen muur, loodregt opnjzend en van
boven nagenoeg plat. Slechts enkele donkere venstergaten breken
de eentoonigheid der oppervlakte. Van sierlijkheid van lijnen,
van geestig kleurenspel is geen sprake. Door haar soberheid bij
haar’ omvang, door haar kracht bij haar’ onmiskenbaren ouder-
dom, treft de ruine wie haar het eerst aanschouwt. En wie haar
herhaaldelijk mögt bezoeken, vindt dien indruk eer versterbt dan