abdis werd verkozen, totdat de jonkvrouw uit Gelderscben bloede
het grijze hoofd heeft neergelegd, om te worden bijgezet tusschen
de puinhoopen van het huis, waar zooveel harer voorgangsters,
waar eens ook zij zelve, als vorstinnen hadden geheerscht!
Rijnsburg heeft niets, dat ons -na het bezoek aan de kerk
nog boeijen kan. ’t Is een tamelijk groot dorp met een-aantal
trapgeveltjes. De meeste huizen staan aan weerszijde van een
lange vaart geschaard. Ook zijn er eenige straten en steegjes.
Het aan de abdijgebouwen grenzende »Hof te R i j n s b u r g ”,
eerst na het overgaan van de kloostergoederen aan de ridder-
schap door den rentmeester Al b e r t van Schagen gesticht,
is met zijn poort en zijn’ toren, zijn trapgevels en zijn hooge
schoorsteenen evenzeer verdwenen als de voorinalige parochie-
kerk, die eens nevens die van het convent haar hooge torenspits
opstak. Of er van de zaal, waar de „collegianten” vergaderden,
nog iets over is; of de woning, waar Spinoza eenigen tijd zijn
verblijf hield, nog wordt aangewezen; waar het buitentje van
de wed. He k k e n h o e k , door de prinsmannen in 1787 zoo
deerlijk geteisterd, heeft gelegen, hebben wij verzuimd te on-
derzoeken.
De weg van R i j n s b u rg naar Oegs t g e e s t loopt door vlakke
velden, grootendeels längs hef N i e u w e Kanaa l , dat de War-
monde r Lee met de uitmonding van den Ri jn verbindt. Wij
hebben er een ruim uitzigt op de duinen van Noor dwi j k, de
torens van Warm o n d en Sa sse nhe im, den steenklomp van
Tey l i n g e n , de bosschen van Endegees t . Links van ons, op
vrij grooten afstand, ligt de boerderij Kl o o s t e r s c h u u r , een
der hoeven van de abdij. Voor ons, op een hoogte, steekt het
kerkje van O e g s t ge e s t boven de boomen uit. Zijn wij ’t genaderd,
dan zien wij, dat het van het dorp door het kanaal is
gescheiden. De grond er om lieen leverde, volgens Ouda an,
vrij wat scherven van Romeinsch aardewerk en men giste, dat
ook hier een bürgt had gestaan. Latere ontgravingen bragten
echter geen bewijzen daarvoor aan het licht. Het gebouw zelf—
een nette kruiskerk, met klimop ten deele begroeid, — heeft
niets opmerkelijks meer. Gold de kerk van Oegstgeest voor een
der oudsten van Holland, in de tegenwoördige is niet veel daar-
van meer te vinden. Bij ’t beleg van Leiden in 1574 werd het
eerwaardige bedehuis, dat intusschen, volgens de nog voorhanden
afbeeldingen, ook reeds uit den tijd der Gothiek afkomstig was,
nagenoeg geheel verwoest, en naar het schijnt is bij den her-
bouw, omstreeks 1666, van zijn steenen weinig of geen gebruik
gemaakt. Wij vinden althans aan de muren geen bouwstoffen,
die van oude herkomst blijken te zijn. De zware Romaansche
toren van duifsteen werd in 1825 afgebroken, terwijl de kerk be-
langrijke vernieuwingen noodig had. Zij heeft van binnen een
houten tongewelf, een bank met gesneden wapens uit het jaar
1689 en eenige geschilderde glazen. ’t Merkwaardigst is een ge-
broken doodkist van rooden zandsteen, in de nabijheid gevonden
en thans op het koor bewaard. Op het kerkhof is het grafge-
steente van jhr. D. T. Ge ve r s van E n d e g e e s t , wien de heer-
lijkheid behoorde en wiens naam er in dankbare herinnering leeft.
De huizen van het dorp strekken zieh over een lengte van
~s/i uur tusschen de kerk en de stad Leiden uit. In de Ker k-
b u u r t en de Lei ds che b u u r t zijn zij het meest aaneen ge-
bouwd; overigens zijn zij verspreid en door weiden, akkers,
tuinen, bollenland, boerderijen en buitenplaatsen afgewisseld. Längs
den weg vinden wij de heerenhuizen de Gr e u n e r e i — het oude
Gr u n e r i e , door jhr. de Mamuc h e t gebouwd en naar eene
zijner beerlijkheden in Frankrijk genoemd — met hoog en statig
hout, maar naar het schijnt in verval; voorts Bi jdorp, Wi ldhoef
en Yel d z i g t en het deftige Dui n z i g t , thans een klooster.
’t Was vroeger het paleis van den baron van W i jc k er s l o o t h
van Schalkwi jk, bisschop van Cur ium i. p. i., een’ man