oever overziet, maar de aard van den grond in beide schoone
gedeelteu onzes vaderlands verschilt genoeg, om hun in lijnen
en kleuren een zöo eigenaardig karakter te geven, dat niemand,
die zoowel de Veluwsche hoogte als deze Limburgsche Maasoevers
zag, hen in zijn herinnering zal verwarren, noch ooit zal meenen,
dat het een wel onbezocht kan blijven, omdat het andere hem
bekend is. Niet velen intusschen kunnen die vergelijking maken.
Tegenover de duizenden, jaar op jaar door de gemakkelijke reis-
gelegenheid en den welverdienden roem van Arnhems omstreken
naar den Gelderschen lusthof gelokt, dwaalt maar een enkel vreem-
deling naar dezen uithoek af, om zijn’ zwerflust beloond te zien
door de ondervinding, dat het goede land zijner inwoning nog
vrij wat meer schoons en indrukwekkeuds heeft aantewijzen, dan
de groote menigte, die des zomers uitzwermt, wel weet en
vermoedt.
Om in het dorp Elsloo te komen, moeten wij dalen. Een smal
voetpad in een diep, wild ravijn, met allerlei struiken begroeid,
brengt ons längs stukjes bouwland en kampjes wei, längs stille
waterpoeltjes en geele rotskanten te midden der verward door-
eengeworpen huizenmassa, die het dorp uitmaakt. Een deel van
Elsloo is gebouwd op den vlakken top der rots. Daar vinden wij de
nieuwe kerk, met haar’ nuffigen toren, wiens vier kleine hoek-
torentjes zijn versierd met ronde bollen, waarvoor de bouwmeester
zeer vernuftig lampenballons schijnt gekozen te hebben. Daar
vinden wij ook nog een hoog en stevig brokstuk der oude kerk,
van mergelsteen gebouwd. Daar vinden wij de school eri een aan-
tal woningen van allerlei vorm en kleur en een menigte open
plekken, werven, tuinen, straatjes en wegen. Aan de eene zijde
loopt de rotswand steil naar beneden, en zijn wij afgedaald in den
diepen, hollen weg, dan zien wij tamelijk hoog boven ons de
huizen, aan de steilte hangend of op den rand der rots opge-
trokken, en aan de overzijde der zonderlinge straat groote en
kleine, grijze en geele huizen, met groene luiken, roode daken,
hooge ruwe steenen trappen, tegen de helling van den berg.
’t Ziet er hier weer gansch anders u it, dan in Steijn, maar ook
hier vormen de afwisselende lijnen en de rijke kleurschakerin-
geu een hoogst schilderachtig geheel, verlevendigd door de kin-
ders, die er speien en de vrouwtjes, die er bij een bron in de
diepte hun wateremmers komen vullen.
Als een dartel sprankje, straks tot een vrolijk beekje gewas-
sen, stroomt het bronwater längs den hoogen muur, die den
slottuin afsluit. Niet als de fiere burgttoren van Steijn, overziet
het kasteel van Elsloo van een’ hoogen heuvel den omtrek. ’t Is
gebouwd in de vlakte, aan den voet der welig begroeide bergen.
Zijn witte muren steken niet onaardig af tegen het groen, dat
daarachter de hellingen bedekt en tegen het groote grasperk,
dat zieh voor het huis uitbreidt, maar het kan in belangrijkheid
en schoonheid bij de naburige slotrulne niet halen. Als een vrij
groot, maar gewoon huis, met een hoog dak tusschen twee trap-
gevels,, vertoont het niet veel, dat aan den luister van een’ over-
ouden ridderburgt herinnert. ’t Is trouwens ook geen overblijfsel
van het voormalig kasteel der Heeren van Elsloo , wier naam
reeds in den aanvang der 13äe eeuw met eere wordt genoemd
onder de edelen, die ter kruisvaart togen. Hun sterke bürgt,
die van Brabant in leen werd gehouden, met uitzondering van
den aan Valkenburg leenroerigen voorburgt, is door de wateren
der Maas verwoest. Thans vloeit de stroom op eenigen afstand
van het park en van de huizen aan den voet der hoogte tusschen
zijn bruine, scherp afgespoelde zoomen. Vreedzaam en rüstig is
het landschap aan zijn’ oever. Onder het lommer der kastanjes
speelt het heldere beekje, dat zieh ginds door de groene weiden
kronkelt. Yriendelijk komt het brugje met zijn houten leuningen
uit onder het groen van eiken, acacia’s, wilgen en struikgewas.
De poelen en plassen, half met gevelde boomstammen gevuld,
sluimeren in de ¡koele schaduw, terwijl het zonlicht helder blinkt
op het voetpad tusschen hagen en tuinen, op de roode daken in
,|t geboomte en op het witte veerhuis aan den overkant der rivier.
Ook het oude vrouwtje in haar kleurig gewaad draagt het hare
bij tot de kalmte, die dit liefelijk landschap ademt. Maar ’s winters
golft hier de wilde stroom. Menig huis heeft h l reeds onder