Daar is in den omtrek van Nijmegen veel te zien. Ben goede
wandelgids is onmisbaar voor wie zooveel mogelijk wil genieten.
Een goed plan, in overeenstemming met den beschikbaren tijd,
is gewenscht. Goede beenen en goede longen mögen niet ont-
breken, want er zijn groote afstanden afteleggen en steile paden
te bekümmern Niet veel behoefte te hebben en wat voorraad mee
te nemen is aantebevelen, want onder weg is dikwijls weinig of
niets te bekomen. Wie tegen wat vermoeijenis opziet en op zijn’
bestemden tijd een overvloedig maal wil zien opgedischt, die
blijve er dagen en weken, wanneer hij iets meer dan het voor-
portaal van den tempel wil leeren kennen, of zoeke zijn uitspan-
ning elders.
Wij stellen ons voor, dat wij een drietal dagen aan onzen
togt kunnen wijden. Wij wenschen onzen tijd goed te besteden
en er zoo weinig mogelijk van te verliezen. Toch moeten wij ons
beperken en kunnen wij niet alles zien. Met een — liefst niet al te
vlugtig — overzigt van ’t belangrijkste moeten wij ons tevreden
stellen, maar wij zullen niet onvoldaan zijn, als wij den eersten
dag naar den kant van Hees en Ne e r b o s c h gaan, om van
daar over Hü l s e n en Ha t e r t naar Nijmegen terug te keeren;
de tweede dag kan gewijd worden aan een bezoek van Groes-
beek, een stukje van het Ri jkswald, den St. J a n s b e r g en
den Pl a smol e n , van waar wij den fraaijen weg over Groes-
beek naar Be rg en Dal nemen; voor den derden dag is dan
de omtrek van Be rg en Da 1, met de Meerwi jken, Beek
en Ub b e r g e n bewaard.
De togt, voor den eersten dag bepaald, is niet groot. CJit
Holland körnende, kunnen - wij trouwens ook niet vroeg beginnen
, want de trein komt eerst omstreeks half twaalf aan. Bij
behoorlijke aansluiting zal de gemeenschap met Nijmegen winnen ,
als de lijn Tilburg-fftNij megen geopend is, en uog meer, als
die tusschen Dor d r e c h t en Ei st kan worden gebruikt.
Wat wij ons hebben voorgenomen, kunnen wij in de nog
overige uren van den langen Meidag wel volbrengen, maar er
is toch zooveel te zien, dat wij eerst bij donker zullen terug zijn
in de stad, waar wij den nacht' willen doorbrengen.
’t Station, waar wij den trein verlaten is een hulplocaal. Zoolang
Nijmegen een vesting was, mögt z'oo digt onder de wallen
slechts een houten gebouw worden geplaatst, en dat was vol-
doende, zoolang alleen het lijntje naar Cleef, door Nijm6egsche
energie tot stand gebragt, de grijze veste aan de Waal met het
spoorwegnet verbond. ’tMaakte plaats voor dit grootere,dat wel-
dra vervangen möge worden door een station, der schoone stad
waardig en met de behoeften van een druk spoorwegverkeer in
overeenstemming. Een Nijmeger, die een paar jaren afwezig
is geweest, zou zijn geboorteplaats naauweüjks herkennen. Bij ’t
verlaten van het station bespeurt hij een ruim plein, met breede
wegen doörsneden, met boomen beplant, met font einen versierd,
hier en daar met sierlijke villa’s bezet. Zelfs de naam van dit
veelbelovende park is hem nieuw. Het K e i ze r -Kar e ls p l e i n
behoorde niet tot zijn herinneringen uit de stad zijner vaderen. Als
het glacis der vesting was hem dit gedeelte vroeger bekend. Van
het oude zou hij, rondziende, ’t een en ander herkennen • den
toren der St. S te ve ns k e r k boven den warklomp der daken,
den Kr o n e n b u r g e r toren met zijn dubbele rij kanteelen,
den houten molen op den wal, die reeds een zijner roeden
heeft verloren, de groene laan, die de ligging van den Graaf-
schen weg aanwijst, — overigens is alles veranderd. Boven den
schoonen stroom rijzen de getraliede bogen van de stoute spoor-
wegbrug. Tal van huizen ontwaart hij, waar eertijds binnen den
verboden kring niets dan ledige grasvelden lagen of grimmige
vestingwerken waren te aanschouwen. Behalve een stuksken be-
groeide wal, voorloopig nog om de wille van dien molen gespaard,
is de oude ringmuur tusschen de Molen- en He z e l s t r a t e n
verdwenen. Geen wonder, dat de buitenzijde der stad er nog wat
verward en verwilderd uitziet, zooals bij alle pas ontmantelde
vestingen. Geen wonder, dat het plantsoen nog jong is, dat de