schrale eikeu den grens van het goed aanwijst. Heerlijke kinders
speien er tusschen de struiken en laten zieh juichend afglijden
längs het dorre gras in de breede greppel. ’t Is een liefelijk
tafereeltje, door de stralen der dalende zon gekleurd — het irisch
bloeijend jonge leven tusschen de overblijfsels van vervlogen
grootheid.
De breede grintweg met bevallige bogten leidt ons door een
vrolijk en vriendelijk landschap, en de zon, die ons heden trouw
is gebleven, doet het hare om de schoönheid te verhoogen.
’t Gaat längs bouwland en boschjes, längs elzen en wilgen, längs
boerenhofsteden en arbeiderswoningen, längs hooge akkers, met
steile zandige of met hakhout begroeide kanten, nu en dan door
een laan van eiken, en de waterspiegel van het groote meer ver-
toont zieh soms, waar de bodem daalt of het struikgewas op-
houdt. Bij een kruispunt van wegen ligt het witte huis van J a g t-
lus t en een weinig verder buigt zieh het pad naar Rugahui -
z e n af. In de verte blaauwen de bosschen, die wij morgen hopen
te doorkruisen. Aan den anderen kant sluimert het meer met zijn
wazige oevers en enkele droomende scheepjes, waar tusschen de
witte stoom eener boot in kleine wolkjes drijft. De glooijende
weiden, met het rüstige vee, dat peinzend naar het stille water
staart, zijn met schilderachtige ruwe hekken afgezet. Een donker
boschje en een verweerd, fraai getint dak steekt er boven uit,
en aan den voet der steil afloopende kanten slingert zieh de
weg in fijn grijzen toon. Daar ligt over de natuur een vrede,
die het hart weldadig aandoet, en naauwelijks kunnen wij ons
voorstellen, dat weldra weer de gure windvlagen zullen heen-
gieren over die velden en de graauwe golven zullen klotsen onder
den kleurloozen hemel, die kille regenstroomen neerzendt over
mensch en dier. De prächtige avond belooft ons morgen een’
heerlijken dag. Wij zullen morgen dat liefelijk landschap in
gansch ander licht weerzien!
Tegenover het buitengoed Me e r z i c h t ligt een eikenbosch,
door welks breede laan zieh een fraai omlijst gezigt op het meer
vertoont, en de weg zelf leidt meermalen door hooge, donkere
eikenlanen heen, totdat wij in de nabijheid van Balk weer meer
open terrein ontmoeten. Nieuwe huizen in niet geringen getale
geven den indruk, dat ook in Balk de welvaart en de bevolking
toeneemt. Aan de kermis schrijven wij het toe, dat de weg meer
bevolkt is, dan anders op gewone avonden wel het geval zal
zijn. Maar de pret is nog niet begonnen. De kramen hebben nog
weinig koopers. De spellen zijn zelfs nog gesloten en de bevolking
wandelt nog in kleine troepjes rond, meisjes bij meisjes, en
jongens bij jongens. Met belangstelling slaat intusschen de dorps-
jeugd de zeilen der tenten en de kermisgasten in rüste gade.
Wij voor ons letten meer op het dorp zelf, met zijn deftig raad-
huis, dat met trapgevel, bordes en torentje prijkt, met zijn lange
dubbele buurt längs de vaart, vol linden, trapgeveltjes, luifels
en ouderwetsche stoepbanken, vrolijk en vriendelijk in het zon-
licht en verlevendigd door de lange rei van kramen en wande-
laars in feestdosch. Er is in de hoofdplaats van Gaasterland veel
handel en nering, en was zij vroeger slechts een uitbuurt van Harich,
die, naar men zegt, haar’ naam ontleende aan den dikken balk,
waarmede men over het stroompje de L u t s ging, het wies in
later tijd belangrijk in aanzien. Tijdens de twisten der Schierin-
gers en Yetkoopers had het ook zijn deel aan de algemeene eilende
en in 1583 werd het door de Spanjaarden geplunderd, maar die
wonden zijn al lang geheeld. De herroeping van het Ed i c t van
N a n t es leverde het eenige nijvere en bekwame vreemdelingen,
die er burgers werden en ter wier behoeve er zelfs een tijd lang
een Waalsche kerk was, maar die thans nog alleen door den
uitheemschen klank hunner namen zieh als van elders afkomstig
doen kennen. Door de L u ts heeft Balk gemeenschap met de
Zuiderzee en het Slotermeer.
De drukte in het logement, waar wij onzen intrek hadden
willen nemen en de aankondiging van een tooneelvoorstelling in
hetzelfde gebouw, doen ’t ons niet betreuren, dat wij ons in
Sloten hebben ingekwartierd. De menigte rijtuigen en voetgan-
gers, die wij op onze terugwandeling tegen komen, bewijst, dat
het nu eerst regt zal beginnen. Ons wacht morgen nog een ver