kort, maar frisch en geurig gras, waarop een paar omgehouwen
boomstammen blinken als brons en paarlemoer, aan weerskanten
ingesloten door hooggelegen akkers, loopt de grintweg op een
digte en donkere boschpartij aan. Een oud moedertje leidt er lang-
zaam haar kleine, magere, roodbonte ossen, met een van teenen
gevlochten muilkorf om den bek, van het bouwland naar den stal.
De geduldige dieren bragten den wagen naar den akker en ter-
wijl deze wordt. opgeladen, gaan zij een tweede voertuig halen.
Of men „den 'dorschenden os zou muilbanden” , als hij" hier
voor dat werk werd gebruikt, is ons onbekend, maar de trekos
is buiten de gelegenheid gesteld, om zijn deel te nemen van het
gemaaide koren, wat hem anders, naar zijn uiterlijk te oordeelen ,
niet onwelkom zou zijn. Het drinken echter wordt hem niet
ontzegd. Bij den waterpoel aan den voet van den hoogen wal,
door wild opgroeijend struikgewas overwelfd, waar sparren en iepen
een koele schaduw spreiden over den weg, laat de vrouw haar
beestjes zieh verkwikken. Tegen het bosch ligt een huisje met
witte muren en rood pannen dak, half in het groen verscholen,
Op den akker daarginds gaat de zaaijer heen en weer, gevolgd
door het sterke paard, dat de egge over de voren trekt. Een
herder drijft zijn wollig leger naar het stoppelland en längs de
golvende heuvels, daar tusschen het hout. En over heel het liefe-
lijk tafereeltje werpt de zon haar’ warmen, opwekkenden. gloed.
Als de bogt van den weg het aan ons oog onttrekt,, naderen wij
spoedig de eerste huizen van S t e ij n , eerst op eenigen afstand
van elkander gelegen, weldra meer nevens en tegenover elkander
längs den weg geschaard. En welke huizen! Twee hoöfdtypen
laten zieh onderscheiden.- kleine woningen, meest van eene ver-
dieping, met een paar ramen aan de straat, en boerenhofsteden,
met binnenplein en daaromheen gebouwde schüren. Maar wat
oneindige verscheidenheid , wat voortdurende afwisseling ! De weg
klimt aanhoudend, al is ’t ook niet sterk. De mergelsteen van
de rots komt överal te voorschijn, onder de muren, tusschen de
huizen, of uit den mantel van mos en wilde struiken, die de
milde, onbedwongen natuur er over geplooid heeft. Wat weelderigheid
van lijnen, wat rijkdom van ldeuren en schakeringen
in dit zonderling dorp! Hier een reeks van hoeven, met de
Schuren van leem en vlechtwerk en verweerde inergelblokken
rondom de mestvaalt, waar ’t wemelt van kippen en • varkens.
Daar armoedige stülpen, met half ingezakte daken en deuren,
waarheen een ruwe trap van opgestapelde steenen leidt. Ginds
wat knapper geveltjes, waar het lakmoes den boventoon voert.
Straks een flinke pachthof, met sterkefjä steenen poort, maar
verweloos en verwaarloosd als de rest. Eiders wonderlijke getim-
merten van latten en planken, met mos begroeid en met spich-
tig gras op het schuine dak. Wat mengeling van wit. en geel,
van grijs en bruin, .van groen en zwart, van blaauw en rood,
in alle denkbare nuances. Wat bogtige bemoste rieten daken,
wat hellende muren, wat scheve vensters. Wat verwarring van
blaauw gekielde boeren, bonte runderen, zwaar getuigde paar-
den , bloeijende vliersfruiken, sierlijk neerhangende wingerdranken,
verwilderde hagen, krachtige esschen, oogstwagens en landbouw-
werktuigen ,..kinderen en huisdieren. Wat overvloed van geestige
binnenpleintjes, scherp door het invallend zonlicht verlieht.'Wat
donkere zijwegen, onder het digte loofgewelf afdalend van de
hoogte. Wat blinkende en stralende waterpoelen , waar het vee zijn’
dorst komt lesschen. Zeker, wat wij netheid noemen , is schaarsch
in Steijn te vinden 1 Als er welvaart is ,- dan wordt dat aan de
gansche lange dorpsstraat althans niet openbaar. Bij de gedachte,
om hier in een van die huizen te wonen, zelfs om in den zomer
hier eenigen tijd. te vertoeven, zouden wij huiveren. Maar schib
derachtig in hooge mate is het wonderlijke dorp. Bij elken
voetstap vinden wij een tafereeltje, dat den kunstenaar in ver-
zoeking zou brengen, om er zijn’ ezel te plaatsen, of althans
zijn schetsboek open te slaan, verrukt over de lijnen en ldeuren,
die zijn oog hier treffen, waar ieder hoekje een schilderij is en
iedere schrede weer een verrassing bereidt. Wij doorwandelen in-
tusschen vooreerst het dorp nog niet in zijn geheele lengte. Een
der diep ingesneden ravijnen brengt ons, in schaduw van hoog
geboomte, naar een’ weg aan den voet van den berg, waar te