NAAB STJSIJN EN ELSLOO. 33
Wie wat zien wil op een’ togt als dezen, moet zoo weinig
inogelijk tijd verliezen. Daarom hadden wij de duisternis van den
avond gebvuikt to.t den spoorrid naar Be ek , om ’s mo'rgens vroeg
tot een nieuwe wandeling gereed te zijn. Vooraf hadden wij ons
vergewist, dat te Beek logies was te vinden, want daarop valt
niet in alle Limburgsche dorpen te rekenen.
Al ontbreken; ook ten N. van Beek de heuvels niet geheel,
daar begint toch eerst h e t; eigen] ijke bergachtige gedeelte der
provincie, en al heeft de landstreek, die wij door sporen, o o k
ontegenzeggelijk haar belangrijkheid, zoowel door de historische
herinneringen, er aan Verbünden, als door de gebouwen, er in
welstand of in rulne te vinden, ’t wordt tijd, dat wij ons op-
maken tot het doorkruisen van andere landschappen, dan waar-
döor op de beide vorige dagen ons pad ons leidde.
Onze morgenwandeling naar Stei jn en El s loo geeft ons dan
ook weer iets nieuws te zien en brengt ons in een paar zeer
eigenaardige en hoogst- schilderachtige dorpen, wier omstreken
aan natuurschoon rijk zijn. Aanvankelijk is ’t een vriendelijke
weg, door knoestige peppels, wilgeri en eiken omzoomd, längs
golvend bouwland, : waar blaauwe klokjes op de steile kanten
groeijen en alom de drukte van den oogsttijd heerscht. Soms lig-
gen de akkers reeds zoö hoog, dat wij wandelen in holle wegen,
in wier ruig bewassen zijden de populierstammen halverwege
beneden de eerste takken zijn verborgen. In een heerlijk opgaand
zijpad straalt de morgenzon onder een’ groenen boog van weelderig
gebindert. De grijsgeele mergelgrond tintelt van licht, door koele
schaduwpartijen afgewisseld en een kudde schapen, afdalend door
het ravijn, komt juist ter regter tijd, om nieuwe bekoorlijkheden
te geven aan dit uitnemend fraaije landschapje. Wordt straks de
weg meer open', wanneer hij op de hoogvlakte is gestegeu, ruime
vergezigten over uitgestrekte bouwvelden en in vruchtbare dalen
vergoeden ons ’t gemis van het lommer. Ook ontbreekt het niet
aan ’t verkwikkend groen, waartegen het goud van het korenveld
afsteekt en het witte huisje krachtig uitkomt. Spoedig komen wij
ook weer in het hout. Tusschen breede greppels en randen van
VI. 3